-
Begin
14:00 uur
-
Sluiting
18:52 uur
-
Status
Ongecorrigeerd
Opening
Voorzitter: Martin Bosma
Aanwezig zijn 148 leden der Kamer, te weten:
Aardema, Aartsen, Van Baarle, Bamenga, Baudet, Becker, Beckerman, Bevers, Bikker, Blaauw, Bontenbal, Boomsma, Boon, Van den Born, Martin Bosma, Boswijk, Boutkan, Bromet, Bruyning, Buijsse, Van der Burg, Bushoff, Van Campen, Ceder, Chakor, Claassen, Crijns, Dassen, Deen, Tony van Dijck, Dijk, Diederik van Dijk, Emiel van Dijk, Inge van Dijk, Olger van Dijk, Dobbe, Dral, Eerdmans, Van Eijk, El Abassi, Ellian, Ergin, Erkens, Esser, Faddegon, Flach, Gabriëls, Graus, Grinwis, Peter de Groot, Van Haasen, Heite, Helder, Hertzberger, Heutink, Van den Hil, Hirsch, Van der Hoeff, Holman, De Hoop, Van Houwelingen, Daniëlle Jansen, Jetten, Léon de Jong, Joseph, Kahraman, Kamminga, Kathmann, Van Kent, Kisteman, Klaver, Koekkoek, Kops, Kostić, Kröger, Krul, Lahlah, Van der Lee, Maatoug, Markuszower, Martens-America, Van Meetelen, Van Meijeren, Meulenkamp, Michon-Derkzen, Mohandis, Mooiman, Edgar Mulder, Mutluer, Nijhof-Leeuw, Van Nispen, Nordkamp, Van Oostenbruggen, Ouwehand, Palmen, Paternotte, Patijn, Paulusma, Pierik, Pijpelink, Piri, Van der Plas, Podt, Pool, Postma, Rajkowski, Ram, Rep, Rikkers-Oosterkamp, Rooderkerk, De Roon, Saris, Six Dijkstra, Slagt-Tichelman, Smitskam, Sneller, Soepboer, Stoffer, Stultiens, Teunissen, Thiadens, Thijssen, Tielen, Timmermans, Tseggai, Uppelschoten, Valize, Vedder, Van der Velde, Veltman, Vermeer, Vijlbrief, Vlottes, Vondeling, De Vree, Aukje de Vries, Van Vroonhoven, Van der Wal, Welzijn, Van der Werf, Westerveld, White, Wijen-Nass, Wilders, Wingelaar, Yeşilgöz-Zegerius, Van Zanten en Zeedijk,
en de heer Van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, viceminister-president, de heer Jansen, staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu, en mevrouw Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur.
De voorzitter:
Ik open de vergadering van 24 september 2024.
Vragenuur
Vragenuur
Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 12.3 van het Reglement van Orde.
Vragen Kostić
Vragen van het lid Kostić aan de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur over het bericht "Kankerrisico door pesticiden decennialang 'verkeerd' ingeschat".
De voorzitter:
Aan de orde is het mondelinge vragenuurtje. Een hartelijk woord van welkom aan de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur. Zij kan een aantal vragen verwachten van het lid Kostić van de fractie van de Partij voor de Dieren, die ik bij dezen graag het woord geef.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Voorzitter. Glyfosaat, een gif that keeps on giving, zullen we maar zeggen: steeds in het nieuws, steeds weer nieuwe onthullingen. Gelukkig hebben we journalisten die onvermoeibaar blijven graven. Afgelopen week bracht Zembla opnieuw zorgwekkend nieuws over de toelating van glyfosaat in Nederland. Het Ctgb, dat verantwoordelijk is voor de veiligheid van bestrijdingsmiddelen voor mens, dier en milieu, lijkt hierin te hebben gefaald. Bij het beoordelen van de schadelijkheid van glyfosaat gebruikt het college een tweezijdige test, waarmee je volgens wetenschappers niet goed kunt vaststellen of een middel kankerverwekkend is, terwijl ze hadden kunnen kiezen voor de veel nauwkeurigere eenzijdige test, dé methode om kankerverwekkendheid te detecteren. Dat betekent dat kankerrisico's door landbouwgif decennialang verkeerd zijn ingeschat. Dit roept dan een dringende vraag op: waarom? Hoewel het Ctgb zich beroept op internationale protocollen, blijft de vraag staan. Als de gezondheid van mens, dier en milieu echt vooropstaat én we weten dat de eenzijdige methode geschikter is om kankerrisico's te beoordelen, waarom wordt dan niet het zekere voor het onzekere genomen, vraag ik de minister.
De voorzitter:
Het woord is aan de minster.
Minister Wiersma:
Dank, voorzitter. In het regeerprogramma hebben wij opgenomen dat het kabinet bij besluitvorming over de Europese goedkeuring en de nationale toelating van gewasbeschermingsmiddelen de onafhankelijke wetenschappelijke instituties volgt en dat wij de adviezen die zij daarover geven respecteren, want zij zijn de aangewezen en bevoegde instanties daarvoor. Het gaat op Europees niveau om ECHA, het Europees Agentschap voor chemische stoffen. Dat beoordeelt ook de carcinogeniteit van de werkzame stoffen. Dit is ook bij glyfosaat het geval. Tweemaal, in 2016 en 2022, is dit beoordeeld en is geconcludeerd dat glyfosaat niet carcinogeen is. Het Ctgb deelt deze conclusie. Ik heb niet alleen begrepen dat er bij de beoordeling van glyfosaat inderdaad sprake is van de tweezijdige onderzoeken die daarin betrokken zijn, maar ook dat alle wetenschappelijke inzichten en onderzoeken bij de recente beoordeling zijn betrokken. Bij de beoordeling van glyfosaat zijn ook eenzijdige onderzoeken betrokken. De ECHA heeft daarop geconcludeerd dat glyfosaat niet carcinogeen is. Het Ctgb en de EFSA hebben die adviezen overgenomen.
Dit is ook iets wat we heel erg belangrijk vinden. Vooropstaat dat het belangrijk is dat de stoffen, of het nu chemische stoffen, gewasbeschermingsmiddelen, geneesmiddelen of diergeneesmiddelen zijn, getoetst zijn op de gezondheidseffecten voor mens, dier en milieu. Daar hebben wij wetenschappelijke instituties voor op Europees niveau en op Nederlands niveau. Als kabinet hebben wij het kabinetsstandpunt ingenomen dat wij achter de bevindingen en conclusies van deze wetenschappelijke instituties staan, omdat zij ons adviseren over deze onderwerpen. Conform ons regeerakkoord, waar ook ons kabinetsstandpunt in opgenomen staat, respecteer ik deze onafhankelijke wetenschappelijke instanties bij de goedkeuring van stoffen en de toelating van middelen. Dat geldt dus voor gewasbeschermingsmiddelen en diergeneesmiddelen, maar ook voor geneesmiddelen voor mensen. In die zin deel ik dus niet direct het beeld dat in deze publicatie wordt geschetst, namelijk dat de stoffen niet goed worden beoordeeld. Op basis van het bericht van Zembla hebben we ook weer contact gezocht met het Ctgb. We hebben de kritische vragen aan hen voorgelegd. Het Ctgb reageert dat de beoordeling volgens hen deugdelijk en wetenschappelijk goed heeft plaatsgevonden. Tot zover het antwoord van deze zijde.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik hoor vooral: we hebben het altijd zo gedaan, dus we blijven het zo doen. Wetenschap is en blijft in ontwikkeling. Er zijn onafhankelijke wetenschappers die juist inhoudelijke kritiek hebben op de huidige methode en ik hoor geen weerwoord van de minister. Dat brengt me bij hoogleraar milieubiologie de heer De Snoo van de Universiteit Leiden. Hij uit felle kritiek op de methode die wordt gebruikt bij de toelating van bestrijdingsmiddelen. Volgens hem worden de kankerverwekkende effecten onderschat. Dat bestempelt hij als slechte wetenschap en slechte statistiek. Hij pleit dan ook voor een herbeoordeling van alle toegelaten middelen. Ook andere wetenschappers, zoals Ragas en Vijver, delen de conclusies. Deelt de minister de zorgen van mij en van wetenschappers zoals De Snoo, of negeert ze die? Wat gaat de minister met deze informatie doen? Is de minister bereid om toegelaten bestrijdingsmiddelen te laten herbeoordelen?
Minister Wiersma:
Ik vind uiteraard dat we voortschrijdende wetenschappelijke inzichten altijd in ogenschouw moeten nemen en moeten meenemen, maar ik sta achter de beoordeling van de wetenschappelijke instituties die hiervoor zijn aangesteld. Ik heb natuurlijk ook het bericht gezien waarin drie wetenschappers, onder wie een emeritus hoogleraar, zich hiervoor uitspreken. We kunnen faciliteren dat er een gesprek op wetenschappelijk niveau wordt gevoerd tussen deze wetenschappers en het Ctgb. Het Ctgb is ook bereid om het gesprek hierover met elkaar op wetenschappelijk niveau te voeren. Los daarvan sta ik achter de conclusie van zowel de ECHA, de EFSA als het Ctgb dat hier goed onderzoek naar gedaan is, en achter de conclusies die zij daarover na veelvuldig onderzoek hebben getrokken.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik hoor eigenlijk een toezegging. Dat is ook mijn volgende vraag. Ik hoor weinig toenadering van de minister, maar op het laatst hoorde ik in ieder geval de toezegging dat ze het gesprek met het Ctgb en de verschillende wetenschappers, die inhoudelijk goede kritiek hebben geuit, wil aangaan en faciliteren, om vervolgens samen te kijken of en hoe de eenzijdige tests tot nauwkeuriger toetsing op de kankerverwekkendheid van stoffen zouden kunnen leiden. Het zou heel fijn zijn als ik die toezegging van de minister kan meenemen. Ik ben heel benieuwd hoe de minister op het volgende reflecteert. We weten dat een tweezijdige test in het voordeel lijkt te werken van de industrie. Het bewijs voor kankerrisico wordt namelijk verzwakt met zo'n test. Vindt de minister ook dat bij de toetsing de gezondheid van mens en dier vóór de belangen van de industrie moet gaan?
Minister Wiersma:
De gezondheid van mens en dier maakt deel uit van de beoordeling van de wetenschappelijke instituties die we hiervoor hebben aangesteld. Dat is onderdeel van het toetsingskader. Ik heb geen reden om eraan te twijfelen dat deze onafhankelijke wetenschappelijke instituten hun werk goed doen. Daar sta ik dus achter. Als er wetenschappers zijn die andere inzichten hebben, ben ik bereid dat wetenschappelijke gesprek te faciliteren, zodat het Ctgb met deze wetenschappers daarover in gesprek kan gaan.
Ik gaf zojuist ook aan dat bij de toelating van glyfosaat alle bekende relevante studies en onderzoeken worden betrokken. Dat geldt dus niet alleen voor de bestaande tweezijdige onderzoeken, maar ook voor de enkelzijdige onderzoeken, waar u aan refereert. Die zijn wel degelijk betrokken bij de toelating van glyfosaat. Ik heb geen reden om daaraan te twijfelen, maar als deze wetenschappers daarover graag het gesprek willen aangaan met het Ctgb, ben ik bereid om dat te faciliteren.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Nou, dat is goed. We willen die resultaten dan graag teruggekoppeld zien aan de Kamer. De minister heeft het over het gebruik van eenzijdige tests door het Ctgb. Zembla heeft met de wetenschappers geconstateerd dat het Ctgb zich toch altijd baseert op die tweezijdige tests. Ik wil de minister het dus toch nog een keer vragen. Dit is namelijk echt fundamenteel, ook voor de mensen thuis. Zij moeten weten dat deze minister voor de gezondheid van mens en dier staat, dat die haar prioriteit heeft in dezen. Is de minister het dus met ons eens dat bij toetsing de gezondheid altijd vóór de belangen van de industrie moet gaan?
Minister Wiersma:
De onafhankelijke wetenschappelijke instituties, zowel op Europees als nationaal niveau, toetsen of er gezondheidseffecten zijn voor mens, dier en milieu. Die hebben geoordeeld dat glyfosaat daarin geen risico oplevert. Dat geldt ook voor wat betreft carcinogeniteit, waar nu de publicatie van Zembla over gaat.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Weer durft de minister zich niet uit te spreken, en dat stelt me niet gerust. Ik moet constateren dat er hele grote zorgen over glyfosaat leven bij wetenschappers en bij mensen thuis, en dat de minister nog niet bereid is om iets te doen. Ik ben wel blij met de toezegging voor een gesprek. We zullen het scherp in de gaten blijven houden.
Dan laat ik het hier voorlopig bij. Dank u wel.
De heer Van Campen (VVD):
Ik denk dat het goed is dat de minister hier heeft bevestigd dat bij de toelating van middelen de gezondheid altijd vooropstaat. We weten echter ook dat het bij nieuwe wetenschappelijke inzichten niet vijf jaar hoeft te duren tot mogelijk een herbeoordeling van werkzame stoffen of middelen plaatsvindt. Ik zou de minister willen vragen wat dan zo'n moment zou zijn dat een wetenschappelijk oordeel of een wetenschappelijke zorg — daar is hier wel sprake van — voldoende grond is om een middel te herbeoordelen. Dat zou mijn eerste vraag zijn. Mijn tweede vraag is de volgende. De minister geeft aan dat het Ctgb inhoudelijk heeft gekeken naar de zorgen van deze wetenschappers. Ik zou haar willen vragen of ze bereid is om de berichten en de analyse daarvan door het Ctgb met de Kamer te delen.
Minister Wiersma:
Op het moment is het denk ik zo dat het Ctgb, de ECHA en de EFSA met de laatste wetenschappelijk inzichten moeten werken. Als tijdens het wetenschappelijk gesprek blijkt dat er nieuwe inzichten zijn waardoor er twijfel ontstaat, dan moeten we het er met elkaar over gaan hebben. Op dit moment staan wij echter achter onze onafhankelijke wetenschappelijke instituties. Als we daaraan gaan tornen, is het eind zoek. Waar kun je dan op vertrouwen? Die wetenschappelijke instituties doen hun werk. Er is op een goede manier heel deugdelijk onderzoek gedaan. De bevindingen die voortvloeien uit de gesprekken zullen we uiteraard met uw Kamer delen.
Mevrouw Podt (D66):
Ik denk dat we kunnen vaststellen dat er heel grote zorgen zijn over het gebruik van deze middelen. Die zorgen leven bij omwonenden, bij boeren die met deze middelen werken en — dat heeft u kunnen zien — die leven ook bij de wetenschappers. Nou zegt de minister dat we op onze onafhankelijke instituties rekenen. Daar kan ik het natuurlijk alleen maar mee eens zijn. Iedereen respecteert die instituties. Er zijn alleen wel serieuze vragen over die protocollen. Ik ben een beetje verbaasd dat de minister zegt dat de enkelzijdige toetsen er ook bij betrokken worden. Haar voorganger heeft namelijk hier in deze zaal gestaan en bij hoog en bij laag volgehouden dat die tweezijdige toetsen hartstikke oké waren. Nu moeten we horen dat die enkelzijdige toetsen er toch bij betrokken zijn. Ik ben nu een beetje in de war.
Minister Wiersma:
Dat de enkelzijdige toetsen erbij betrokken zijn, wil niet zeggen dat die tweezijdige toetsen in twijfel moeten worden getrokken. Dat is namelijk wat er nu gebeurt. Ook medicijnen en onder andere gewasbeschermingsmiddelen worden getoetst met tweezijdige toetsen. Dat aan die manier van toetsen niet getwijfeld hoeft te worden, doet niets af aan het feit dat in de laatste beoordeling van glyfosaat wel degelijk ook alle andere onderzoeken betrokken zijn, ook de eenzijdige toetsen. In dat kader is de toelating van glyfosaat niet alleen gebaseerd op het tweezijdige onderzoek. Dat is trouwens ook een deugdelijke manier van het onderzoeken van stoffen; zo worden ook de medicijnen voor mensen getoetst. De toelating van glyfosaat is óók gebaseerd op onderzoeken die gebaseerd zijn op het eenzijdige toetsingsprotocol. De ECHA heeft in 2022 breed wetenschappelijk onderzoek betrokken bij dit punt. Als de beoordeling plaatsgevonden heeft, wordt het ook ter publieke consultatie voorgelegd. Alle wetenschappers kunnen daar een reactie op indienen. Dat wordt dan uiteindelijk ook weer bekeken en gewogen. Daarbij worden dus alle mogelijke manieren van toetsing betrokken.
Mevrouw Podt (D66):
Dit zijn een heleboel woorden, maar ik denk niet dat iemand hier iets van snapt. Het lastige is ook dat de minister aanhaalt dat dit ook bij medicijnen gebeurt. Ja, dank je de koekoek! Bij medicijnen is het ook heel logisch om een tweezijdig protocol te hebben omdat het daar ook kan gaan over negatieve effecten. In het geval van bestrijdingsmiddelen is het een beetje gek om te spreken over de kans dat ze positieve effecten hebben. Daarom is dus niet raar dat je daar alleen eenzijdig gaat testen. Ik begrijp gewoon echt niet wat de minister hier probeert te zeggen. Misschien moet ze proberen om het nog één keer uit te leggen. Als ze er echt niet uitkomt, moet ze misschien maar een keer een brief sturen om het daarin uit te leggen, want ik vind dit voor ons onbegrijpelijk, maar ook voor mensen die zich hier zorgen over maken.
Minister Wiersma:
Wat ik zojuist zei, is dat niet alleen de tweezijdige testen beoordeeld zijn maar ook de eenzijdige testen. Dus het is niet of-of, het is en-en. Ze zijn allemaal beoordeeld. Uit al die beoordelingen kwam dezelfde conclusie en dat is dat glyfosaat veilig toepasbaar is.
De voorzitter:
Ook 30 seconden voor mevrouw Vedder van het CDA.
Mevrouw Vedder (CDA):
Ik ben het van harte eens met de minister dat we de toelating van middelen aan de wetenschap moeten overlaten en niet te politiek moeten maken. Het Ctgb staat Europees hoog aangeschreven, onder andere omdat het zich vrijwillig en onafhankelijk laat toetsen. We zien wel elke keer opnieuw discussies over het toetsingskader dat het Ctgb gebruikt. Nu gaat het over eenzijdig en tweezijdig toetsen. We hebben het ook weleens over gestapeld middelengebruik gehad en het effect op neurodegeneratieve ziektes bijvoorbeeld. Kan de minister iets zeggen over de onafhankelijke toetsing van het Ctgb? Neemt die ook dit soort aspecten van het toetsingskader mee? Zou zij de Kamer daar wat meer over willen informeren? Want ik denk dat dat goed zou zijn.
Minister Wiersma:
Die eenzijdige en tweezijdige toetsingsmethodes zijn ook door de ECHA gedaan. Het Ctgb heeft dat weer beoordeeld. Ik ken ook die discussie over de stapeling. Die discussie is ook nieuw. Ik heb op dit moment geen pasklaar antwoord op hoe dat is meegenomen, maar daar kan ik op een later moment op terugkomen.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Glyfosaat zit overal: het zit in ons huisstof, het zit in de urine van boeren, het zit in de bodem en het zit in ons drinkwater. En mensen ergeren zich in het voorjaar groen en geel aan die gele, doodgespoten velden. We hebben hier in de Kamer heel vaak het debat over gevoerd. We hebben ook een Kamermeerderheid gevonden om dat doodspuiten van grasland te verbieden. Mijn vraag aan de minister is: gaat ze dat doen, zoals de Kamer gevraagd heeft?
Minister Wiersma:
Er is ook een aangenomen motie waarin de Kamer heeft gevraagd om bij de toelating van middelen te vertrouwen op de onafhankelijke wetenschappelijke instituties. In het hoofdlijnenakkoord en in het regeerprogramma hebben we gezegd: A. wij gaan varen op de wetenschappelijke instituties die de beoordelingen doen — die stellen wij niet ter discussie — en B. wij gaan geen nationale koppen op Europees beleid implementeren. Dus het antwoord is: wij blijven vasthouden aan de beoordeling van zowel de ECHA, de EFSA als het Ctgb in Nederland. We gaan daar niet van afwijken.
De heer Holman (NSC):
Je zou er toch van uit mogen gaan dat de werkwijze van het Ctgb gevalideerd is. Er is nu kennelijk een wetenschappelijke discussie over de vraag of die terecht en juist is. Dit ondermijnt het vertrouwen in het Ctgb en zijn werkwijze. Wat gaat de minister eraan doen om het valideren zorgvuldig te laten plaatsvinden zodat er weer vertrouwen ontstaat in de werkwijze van het Ctgb?
Minister Wiersma:
Wat mij betreft en wat dit kabinet betreft staat de werkwijze van het Ctgb, de ECHA en de EFSA niet ter discussie, want wij staan daarachter. Zij doen dat op wetenschappelijk verantwoorde wijze. Als overheid moeten wij daar vertrouwen in hebben. Dat spreek ik ook uit bij dezen. Ik heb zojuist wel aangegeven dat, als individuele hoogleraren of wetenschappers vragen hebben bij de beoordelingscriteria, wij dat wetenschappelijke gesprek kunnen faciliteren. Dan kunnen we kijken wat daaruit komt en kan het Ctgb de kritische kanttekeningen die uitgesproken worden in het publieke domein weerleggen. Ik heb er vertrouwen in dat zij dat kunnen. Wanneer de uitkomsten van dat gesprek bekend zijn, zal ik die met uw Kamer delen.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik wil de minister eraan herinneren dat deze Kamer in mei een motie heeft aangenomen. Die motie heeft een hele duidelijke boodschap: glyfosaat moet van de markt, totdat onomstotelijk is bewezen dat er geen risico's zijn voor de gezondheid. Dan is mijn hele simpele vraag: hoe gaat deze minister, als zij gezondheid serieus neemt, die motie uitvoeren?
Minister Wiersma:
Zoals ik zojuist heb aangegeven, is er ook een motie aangenomen waarin staat dat wij bij de beoordeling van gewasbeschermingsmiddelen vasthouden aan de onafhankelijke wetenschappelijke instituties. De indiener kijkt heel tevreden deze kant op. Wij hebben dit als kabinetsstandpunt opgenomen in het regeerprogramma, omdat we het van belang vinden dat er geen twijfel bestaat over de onafhankelijke wetenschappelijke instellingen waarop we als overheden moeten kunnen vertrouwen. Dat geldt voor gewasbeschermingsmiddelen, diergeneesmiddelen en geneesmiddelen in de humane sectoren. Wat mij betreft is er geen reden om te twijfelen aan de adviezen die gegeven worden. Ik hoorde mevrouw Vedder van het CDA aangeven dat we dit soort onderwerpen absoluut niet politiek moeten maken. Dat willen wij als kabinet ook niet. Vandaar dat wij in ons regeerprogramma letterlijk hebben uitgesproken dat wij staan achter de wetenschappelijke instituties die dit voor ons beoordelen.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik zou het superfijn vinden als de minister gewoon mijn vraag beantwoordt, namelijk: hoe gaat zij die motie uitvoeren? Er is een Kamermeerderheid die zegt: "Bij glyfosaat is er heel veel twijfel over de gezondheid, dus we nemen het zekere voor het onzekere. Het moet van de markt totdat onomstotelijk is bewezen dat er geen gevaar is voor de volksgezondheid." Ik wil graag van de minister horen hoe zij die motie precies gaat uitvoeren. Of gaat zij die motie negeren? Want dan weten we ook genoeg.
Ten slotte. Ik heb net een kind gekregen. Ik denk dat de mensen thuis die ook kinderen hebben ... Er is geconstateerd dat er glyfosaat wordt gevonden in de luiers van baby's. Ik wil dat deze minister laat zien dat zij de gezondheid op één zet. Als de minister dat nog kan bevestigen, dan hoor ik dat graag.
Minister Wiersma:
Wij zetten de gezondheid zeker op één. Daarvoor hebben wij diverse wetenschappelijke instituties die daar verscheidene onderzoeken naar hebben gedaan, bijna tot in den treure. Dat moet ook, want wij nemen dat zeer serieus. De wetenschappelijke instituties toetsen daarop. Ik twijfel er niet aan dat zij hun werk goed uitvoeren en daar vaar ik op.
De voorzitter:
Nog 30 seconden voor mevrouw Van der Plas van de BBB.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik ben blij dat de minister dit zo duidelijk uitspreekt, want ik schrok net wel een beetje van wat hier werd gezegd. Er zijn wetenschappers die een andere mening hebben, die een ander onderzoek hebben gedaan of die een ander beeld hiervan hebben. Dat is natuurlijk prima, maar er wordt gelijk gezegd dat dat de betrouwbaarheid van het Ctgb in twijfel trekt. Daar schrik ik wel van. Dat was eigenlijk mijn vraag, maar misschien kan de minister dat nog een keer benadrukken. We moeten de instituties hier heel houden. Dat hebben we ook in het regeerprogramma afgesproken met de vier partijen. Een institutie als het Ctgb moet niet als onbetrouwbaar worden neergezet.
Minister Wiersma:
Normaal gesproken wordt wetenschappelijk onderzoek gepubliceerd, zodat andere wetenschappers daarop kritiek kunnen uiten en daarnaar kunnen kijken. Het Ctgb doet dat op een zeer zorgvuldige wijze. Ik heb geen enkele reden om daaraan te twijfelen.
De voorzitter:
Heel goed. Tot zover dit onderwerp in het vragenuurtje. Een hartelijk woord van dank aan de minister van LVVN.
Vragen Boutkan
Vragen van het lid Boutkan aan de staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu over het bericht "Ondernemer is het spuugzat: alle prullenbakken worden opengetrokken op zoek naar blikjes".
De voorzitter:
Ik verwelkom graag de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, die hier vandaag voor de eerste keer mag deelnemen aan het vragenuurtje. Hij wordt aan de tand gevoeld door de heer Boutkan van de fractie van de PVV. Het woord is aan de heer Boutkan.
De heer Boutkan (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Bijna iedere dag lezen we wel een bericht waarin staat dat ondernemers en klanten het helemaal spuugzat zijn om hun blikjes en flesjes in te leveren voor statiegeld. Ook zelf ervaren wij dit. Er is sprake van ellenlange wachtrijen en kapotte of lekkende machines. Soms is er zelfs helemaal geen mogelijkheid om je blikjes of flesjes in te leveren en kun je weer naar huis met je handel. Alles plakt en het vervangen van zo'n machine kost een ondernemer algauw €25.000. Het schoonmaken van de apparatuur, de storingen en het wegwerken van het ingeleverde goed: het is al snel een dagtaak geworden voor een van de medewerkers. Het zou allemaal beter zijn voor het milieu, maar als wij op straat lopen, zien we opengetrokken vuilniszakken of geforceerde vuilcontainers. Er ligt gewoon meer afval om de inleverplek heen dan erin.
Voorzitter. Sprekender dan deze cartoon van Hein de Kort kan ik het eigenlijk niet verwoorden. Hij zegt in zijn cartoon: "Kijk, dit flesje en blikje gaan keurig in de statiegeldmachine en komen dus niet in het milieu terecht. We maken de wereld weer een klein beetje mooier." Ondertussen zie je die troep rondom de container liggen. Een fantastische cartoon. Complimenten voor Hein de Kort.
Containers worden opengebroken en geforceerd in de jacht op statiegeld. Onlangs nog riskeerde een man in Eindhoven zijn eigen leven door in een container met een drukpers te kruipen. De man had zomaar doodgedrukt kunnen worden. Het treinverkeer moest worden stilgelegd toen de man vluchtte. Einde van het verhaal: hij leeft gelukkig nog. Vuilniszakken worden opengescheurd in de hoop een blikje te vinden. Ondertussen ligt alles open en de inhoud ervan op straat. Het ongedierte heeft vrij spel en het straatbeeld zou niet misstaan in een derdewereldland. Troep op straat nam alleen maar toe na de invoering van het statiegeld op flesjes en blikjes. Dit kan natuurlijk nooit de bedoeling zijn geweest.
Voorzitter. Dan het door de belastingbetaler opgehoeste statiegeld — ondertussen miljoenen! — dat op de plank blijft liggen. Wat gaat de staatssecretaris doen om te zorgen dat dit geld teruggaat naar de burger? Het is allemaal beleid dat ingezet is door uw voorgangers, maar hoe vindt deze nieuwe staatssecretaris dat het gaat? Het enige wat helpt, is dat het statiegeld er weer af gaat. Hoe staat deze staatssecretaris daartegenover?
De voorzitter:
Het woord is aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Jansen:
Voorzitter. Via u wil ik de heer Boutkan bedanken voor de vragen en voor het feit dat ik hierdoor mijn vuurdoop bij het vragenuurtje mag ondergaan. Je moet alles een keer meemaken, zeg ik altijd maar.
Voorzitter. We zien inderdaad dat het statiegeldsysteem nog niet vrij is van problemen. Er zijn duidelijk opstartperikelen. Die moeten we natuurlijk met z'n allen gaan aanpakken. Ook ik heb de berichtgeving gelezen over situaties zoals de opengebroken prullenbakken. Ook de inzameldoelstelling van 90% wordt helaas nog steeds niet gehaald. Laat ik vooropstellen dat het uitermate vervelend is voor mensen die wonen of werken op plekken waar deze opengebroken prullenbakken staan. Sterker nog, als ik zelf met de hond loop, kom ik het regelmatig tegen. Het irriteert mij mateloos. Afval op straat is natuurlijk ook nooit de bedoeling geweest van het statiegeldsysteem. Dit zal moeten veranderen.
Voorzitter. Daarnaast wil ik wel benadrukken dat een statiegeldsysteem ook precies datgene doet waarvoor het bedoeld is. Zowel plastic flessen als blikjes komen aanzienlijk minder voor in het milieu: 72% minder plastic flessen en 64% minder blikjes. Ook zorgt statiegeld ervoor dat deze drankverpakkingen hoogwaardig kunnen worden gerecycled. Een plastic fles in het statiegeldsysteem kan weer een nieuwe plastic fles worden. Het heffen van statiegeld doet dus precies datgene waarvoor het is bedoeld. Het kan en moet alleen nog wel een stuk beter. Precies dat heb ik ook tegen het bedrijfsleven gezegd en het op het hart gedrukt tijdens een overleg deze maand. De toezichthouder, ILT, heeft de verantwoordelijke producentenorganisatie, Verpact, een last onder dwangsom opgelegd, waaronder onder andere het realiseren van 5.400 nieuwe innamepunten. Dit is bedoeld om juist de problematiek met zwerfafval een halt toe te roepen. Hoe makkelijker het wordt om flessen en blikjes in te leveren, hoe minder deze verpakkingen in de prullenbakken belanden, dus hoe minder het loont om deze open te breken.
Dit najaar werkt mijn ministerie aan een evaluatie van de statiegeldregeling, hierbij kijkend naar het statiegeldsysteem in den brede. Onbedoelde neveneffecten, zoals de opengebroken prullenbakken, worden hier uiteraard ook in meegenomen. Ik wil deze evaluatie dan ook gebruiken om integraal te bezien of en hoe we de regeling kunnen aanpassen om het systeem te verbeteren. Eind 2024 zal ik de Kamer informeren over de uitkomsten van deze evaluatie. Dat vormt vervolgens de basis voor de besluitvorming over of en op welke manier de wetgeving moet worden aangepast.
Voorzitter. Dan kom ik nu op de vragen van de heer Boutkan. Hoe zorgen we ervoor dat die miljoenen, die op de plank liggen, uiteindelijk weer terugkomen waar ze thuishoren, bij de consumenten? Volgens mij heb ik dat net geprobeerd duidelijk te maken in mijn inleiding. Voor het realiseren van de 5.400 nieuwe inzamelpunten is dit geld bedoeld. Het is niet zo dat dat geld terugvloeit naar de producenten. Het geld is bedoeld voor de inzamelregeling, en dat is precies waarvoor we het gaan inzetten. Dus: ja, er ligt op dit moment geld en dat gaan we op een juiste manier proberen te besteden.
Voorzitter. Dan de tweede vraag van de heer Boutkan: moeten we het systeem niet afschaffen? Ja, ik kan me heel goed voorstellen dat de heer Boutkan die vraag stelt. Volgens mij heeft de PVV die vraag eerder gesteld. Alleen, het statiegeld kan om twee redenen niet worden opgeheven. Allereerst zorgt het statiegeld ervoor dat er aanzienlijk minder flessen en blikjes in het milieu voorkomen en ingezamelde flessen en blikjes hoogwaardig kunnen worden gerecycled, zoals ik net al in mijn inleiding zei. Daarnaast is er een nieuwe verpakkingsverordening, die het hebben van een statiegeldsysteem Europees verplicht gaat stellen vanaf 2029. Kortom, ik ben het met de heer Boutkan eens dat de uitwerking van het statiegeldsysteem in Nederland nog een stuk beter moet. Daar ga ik mij absoluut voor inzetten, maar ik ga het niet opheffen.
De heer Boutkan (PVV):
Dank aan de staatssecretaris voor de beantwoording. Ik hoor de staatssecretaris een aantal dingen zeggen die wij als PVV al vaker gehoord hebben in de vorige commissievergaderingen: het systeem is nog niet vrij van problemen; het zijn opstartproblemen; de doelstelling is nog niet gehaald. Hoelang gaan we dat nog horen? Hoelang blijven we in dat systeem met opstartproblemen zitten? Wanneer schakelen we nou eens door? Of beter gezegd: wanneer kappen we nou eens met die gekkigheid?
Ik hoor de staatssecretaris ook zeggen dat er hoogwaardig wordt gerecycled, maar in de recyclingswereld vechten ze momenteel tegen goedkoop plastic uit China. We kunnen het gewoon niet aan, maar we blijven in Europa maar doorgaan met dit plastic en dergelijke. Ik vraag de staatssecretaris dus nogmaals hoe hij ertegen aankijkt dat er wordt ingezameld terwijl wij het plastic niet kwijt kunnen, omdat er goedkoop plastic uit China komt.
Staatssecretaris Jansen:
Volgens mij ben ik in de eerste termijn uitgebreid ingegaan op de vraag hoelang we nog blijven wegkijken zonder de problemen aan te pakken. Er komt voor het einde van het jaar een evaluatie. In het nieuwe jaar gaan we met de Kamer daarover in gesprek. We zullen met voorstellen komen voor waar eventueel aanscherping of verbetering mogelijk is.
Om antwoord te geven op de tweede vraag van de heer Boutkan: natuurlijk is er sprake van virgin plastics, waar wij last van hebben; dat is bekend. Alleen, wij zijn juist ook in EU-verband aan het bekijken hoe je hier op de juiste manier mee om kunt gaan. Uiteindelijk is dat de enige manier: je moet ervoor zorgen dat je binnen de EU met alle landen op één lijn komt te zitten. Je moet voorkomen dat je oneerlijke concurrentie krijgt, want anders bereik je je doelstellingen niet. De doelstellingen zijn heel duidelijk: wij willen zo veel mogelijk producten recyclen om er weer grondstoffen van te maken. Dat is ons streven. Volgens mij zijn wij nog steeds op de goede weg, maar ik ben het absoluut met de heer Boutkan eens dat er nog een aantal minpunten aan het geheel zit. Daar gaan we binnenkort ook met de Kamer het gesprek over aan.
De heer Boutkan (PVV):
Mag ik nog één vraag stellen, voorzitter? Ik heb nog 46, 45 seconden.
De voorzitter:
Ik weet niet hoeveel vragen u denkt te kunnen stellen in 46 seconden, maar het is helemaal aan u.
De heer Boutkan (PVV):
Toch nog even over het statiegeld dat op de plank blijft liggen. Wij zijn heel nieuwsgierig hoe dat geld — dat is tig miljoen! — uiteindelijk toch terugkomt bij de burger. Ik hoop dat de staatssecretaris dat meeneemt in zijn evaluatie.
Ik dank u wel.
Staatssecretaris Jansen:
Daar zal ik absoluut op terugkomen. Dat is ook de bedoeling daarvan.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Ik hoor in ieder geval dat er ook wel goede resultaten van het systeem zijn, maar we ontkennen natuurlijk niet dat er nog kinderziektes zijn. Ik heb daarom de volgende vraag aan de staatssecretaris: hoe kunnen wij ervoor zorgen dat er meer bekendheid komt? Ik denk dat heel veel mensen niet weten waar er nu wel of geen statiegeld op zit. Mijn tweede vraag daaromtrent is: hoe krijgen wij gemeenten zover dat zij betere faciliteiten bieden rondom prullenbakken? Dan denk ik dus aan rekjes waar wel blikjes en kleine flesjes in passen.
Staatssecretaris Jansen:
Dat zijn hele duidelijke vragen. Het zal u niet verbazen dat juist deze onderwerpen aan bod zijn gekomen in het gesprek eerder deze maand met Verpact. Ook wij merken dat de bekendheid hiermee misschien nog niet zo is als die zou moeten zijn. Wat heel apart is, is dat de problematiek die wij hebben met zwerfafval en flessen en blikjes die toch nog in de afvalbak terechtkomen, in andere landen weinig of niet speelt. Er zit dus blijkbaar nog iets fout. De miljoenen die nog op de plank liggen, waar de heer Boutkan het over had, worden onder andere gebruikt voor duidelijke communicatie. Dan kom ik op het tweede aspect: precies daarnaar zijn we aan het kijken. We zijn aan het bekijken hoe we ervoor kunnen zorgen dat die 5.400 extra inzamelpunten wat meer zichtbaar worden in de openbare ruimte, want daarmee verlaag je uiteindelijk de drempel voor mensen die met een blikje of een flesje rondlopen. Uiteindelijk is natuurlijk het enige doel dat wij met z'n allen hebben: zo veel mogelijk inzameling en zorgen dat het gerecycled kan worden.
De voorzitter:
Prima. Tot zover dit onderwerp. Ik dank de staatssecretaris voor zijn vuurdoop hier bij het vragenuurtje. Ik wens hem een prettige werkdag toe. Ik hoop dat er een volgende bewindspersoon klaarstaat voor de heer Dijk. Tot zover. We onderbreken even.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Vragen Dijk
Vragen van het lid Dijk aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, viceminister-president over het bericht "Dakloze arbeidsmigranten verblijven in bossen bij Venlo".
De voorzitter:
We gaan verder met een vraag aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Wij heten hem van harte welkom hier in het vragenuurtje. De vragen worden hem gesteld door de heer Dijk van de fractie van de SP.
De heer Dijk (SP):
Dank u wel, voorzitter. Naar schatting van de gemeenten Venlo, Venray, Horst aan de Maas en Peel en Maas zijn er in de regio 50 tot 80 dakloze arbeidsmigranten. Een aanzienlijk deel van hen woont in het bos. Albert en Martha werden twee jaar geleden naar Nederland gehaald voor productiewerk. Acht maanden geleden verloor Martha haar baan en ze raakte daarmee ook haar woning kwijt. Ze woonden eerst een maand in een opengebroken caravan en leven nu in een tent in het bos. Ze koken op open vuur. Ze proberen zich zo te redden, maar Martha zegt dat het heel zwaar is: "Ik ben erg moe. Het is me te veel en het doet pijn. Als ik alleen ben, dan ben ik bang." Ook Albert heeft het heel zwaar: "De moeilijkste dagen zijn de dagen waarop het regent. Je kan er niets aan doen. Je wordt nat en koud. Het is verschrikkelijk."
Voorzitter. Dit is in Nederland. Deze onmenselijke situaties vinden plaats in ons land. Nog geen 50 meter hiervandaan vindt dit ook plaats, en niet zo'n beetje ook. Ik wil de minister het volgende vragen. Waarom stopt u niet met deze uitbuiting? Waarom stopt u dit verdienmodel niet? Het is een verdienmodel van mensen die hier rijk van worden en van andere mensen die in onmenselijke situaties in de bosjes nat in de kou liggen. Waarom luistert u niet naar de Arbeidsinspectie, die zegt dat dit dweilen met de kraan open is en dat het nodig is dat er fors minder mensen naar Nederland worden gehaald, die vervolgens uitgebuit en afgedankt in de bosjes terechtkomen? Waarom doet deze minister nu niets aan deze crisis?
De voorzitter:
Het woord is aan de minister.
Minister Van Hijum:
Dank u wel, voorzitter. Allereerst dank ik de heer Dijk voor zijn vragen. Natuurlijk heb ik ook kennisgenomen van dit bericht. Ik heb hier ook contact over gehad met de burgemeester van Venlo, natuurlijk ook omdat dit een lokale verantwoordelijkheid betreft als het gaat om openbare orde, volksgezondheid en maatschappelijke opvang. Maar de heer Dijk heeft zeker een punt, want dit raakt natuurlijk ook aan de bredere discussie over arbeidsmigratie in Nederland. Laat ik hier volstrekt helder over zijn. Ik vind dit bijzonder pijnlijk om te zien. Dit past niet bij een beschaafd land als Nederland. Achter mensen, daklozen, in bossen schuilen vele persoonlijke drama's. Ik heb dat zelf ook mogen ervaren toen ik een aantal weken geleden hier in Den Haag heb gesproken met een aantal dakloze arbeidsmigranten die werden opgevangen door het Leger des Heils. Daarbij heb ik geleerd wat er vaak achter schuilgaat. Dat is voor een deel het gewoon aan de dijk gezet worden door een werkgever die een arbeidsmigrant hiernaartoe heeft gehaald en zich niet verantwoordelijk voelt voor de huisvesting op het moment dat nota bene een week na het afronden van de baan ook die huisvesting ophoudt. Vaak zitten er meer problemen achter, zeg ik erbij. Dat horen wij ook terug van wethouders en van opvangorganisaties. Mensen hebben bijvoorbeeld ook persoonlijke problemen of problemen met de familie, soms in het land van herkomst. Ook factoren als verslaving en schulden spelen een rol. Ik heb ook nadrukkelijk nota genomen van het signaal dat gemeenten aan mij hebben overbracht, namelijk dat het hun zo langzaam maar zeker over de schoenen loopt. De heer Dijk wijst terecht op het feit dat het alleen al in Venlo om 50 tot 80 personen gaat, maar het gaat over vele honderden personen, zo niet duizenden, over met name de grote steden gezien.
Ik kan aangeven dat wij als ministerie dit nadrukkelijk als een belangrijke opgave zien voor de komende periode. We hebben nog niet lang geleden, namelijk twee weken geleden, hier met elkaar een debat gehad over arbeidsmigratie. Daarbij is dit onderwerp ook aan de orde geweest. U gaat straks ook stemmen over een aantal moties op dat terrein. Wij zien dit nadrukkelijk als een opgave voor de komende tijd om verder op te pakken. Dan gaat het over informatievoorziening en hulp aan de mensen die dit overkomt. Daar begint het wel mee. Ook moet ervoor gezorgd worden dat mensen worden gewezen op de rechten die zij hebben, zodat ze ook voor zichzelf, soms ook gesteund door anderen, kunnen opkomen. We werken nadrukkelijk samen met gemeenten aan opvang. Met de vier grote gemeenten, maar ook met Venlo en Eindhoven, wordt een pilot uitgevoerd waarin we geld geven aan die gemeenten om opvang te realiseren. Maar niet alleen dat, het gaat ook om het meedenken met de mensen die het overkomt over de terugkeer naar werk of terugkeer naar het land van herkomst. Immers, ook dat kan een perspectief zijn dat geboden moet worden.
Kortom: ja, wij zien de ernst en de urgentie van deze situatie. We hebben een start gemaakt met gemeenten om nadrukkelijk dit probleem aan te pakken. We zien het als een grote opgave om daar de komende tijd samen met gemeenten nog meer werk van te maken.
De heer Dijk (SP):
Ik wil dit toch nog één keer benadrukken: eerder is er een dakloze in Venlo in stukken gehakt door een maishakselaar, omdat hij daar lag te slapen. Kijk, ik vind het allemaal mooi wat u nu zegt, maar er zijn mensen voor wie dit nú geldt. We hebben het in de afgelopen weken over crisis en noodmaatregelen gehad; er is nú nood. Mensen zitten nú zonder dak en slapen nú buiten. Ze worden nú nat en worden nú uitgebuit en afgedankt. Ik wil de minister het volgende vragen. Als hij geld levert aan gemeentes om opvang te regelen en als hij vindt dat dit niet past, waarom maakt deze minister dan niet nú een plan om alle mensen die op straat slapen van straat te halen, direct opvang te bieden, te vragen waar ze vandaan komen en wie hun laatste werkgever was en die werkgever voor de kosten op te laten draaien? Dit verdienmodel moet echt stoppen! Ik verwacht iets meer van de minister dan alleen maar zeggen dat er al allemaal dingen in gang gezet zijn. Het gebeurt nú. Het gaat over de allergrootste groep van migranten, die naar Nederland wordt gehaald om uitgebuit en afgedankt te worden. En u zei zonet zelf dat het gaat om duizenden mensen. Ondertussen is de helft van alle mensen die op straat slapen en dakloos zijn arbeidsmigrant. De vraag is dus wat u nú doet om ook de rekening daar neer te leggen waar die hoort, namelijk bij de mensen die rijk worden van de onmenselijke situaties van anderen.
Minister Van Hijum:
Ik denk dat ik in mijn antwoord niet alleen maar dingen in het vooruitzicht heb gesteld. Nee, er wordt nu ook samen met gemeenten gewerkt aan het aanpakken van dit probleem. Er is nu geld beschikbaar voor de vier grote gemeenten en Venlo en Eindhoven om dit probleem op te pakken, ook voor 2025. Er is nu geld beschikbaar om aan succesvolle terugkeer te werken, samen met organisaties zoals het Leger des Heils maar ook Barka, dat als organisatie ook werkt met organisaties in de landen van herkomst. Maar ik zeg erbij dat we daarmee niet klaar zijn. Daar geef ik de heer Dijk gewoon gelijk in. Het gaat hier ook om het aanpakken van het verdienmodel. Daar heeft hij een terecht punt. Ik heb dat in eerdere debatten ook nadrukkelijk aangegeven. Dat betekent dus ook dat je naar de verplichtingen van werkgevers moet kijken voor de huisvesting. De Wet goed verhuurderschap biedt gelukkig al een aantal aanscherpingen die gemeenten in staat stellen om meer te doen voor de huisvesting van arbeidsmigranten. Mijn collega van VRO, mevrouw Keijzer, werkt bovendien nog aan een doelgroepencontract. Dat is een specifiek contract dat ook arbeidsmigranten nog meer rechtsbescherming biedt en ook meer mogelijkheden om die te effectueren, zodat ze niet meteen ook hun huis kwijtraken als ze hun baan kwijtraken. Kortom, er zijn echt nog verschillende sporen waaraan we gaan werken. De heer Dijk mag ons er echt aan houden dat wij daar de komende weken en maanden werk van gaan maken.
De heer Dijk (SP):
Dan tot slot. Volgens mij is het helder dat de uitbuiting en het verdienmodel gestopt moeten worden. De vraag is: wat doet de minister daar nú aan? En luistert hij ook naar de Arbeidsinspectie, die zegt: dit is dweilen met de kraan open; zorg voor fors minder instroom van arbeidsmigranten? Zorg ervoor dat je dat aantal helemaal naar nul brengt, wat de SP betreft, zodat je eerst deze problemen de kop kunt bieden en daarna pas gaat nadenken over hoe je het anders gaat inrichten. Het moet nu stoppen. Als u de instroom niet stopt, blijven deze mensonwaardige situaties bestaan.
Minister Van Hijum:
Dan komen we op het wat bredere debat over arbeidsmigratie. Dat we die helemaal naar nul terugbrengen, zie ik niet snel gebeuren. Dat heb ik ook al in het debat aangegeven. Maar het meer grip krijgen op arbeidsmigratie, het keihard aanpakken van misstanden en het kijken op welke plekken de behoefte er nog wél is, gaan echt de kern vormen van het beleid. Ik nodig u ook allemaal uit om daarover mee te blijven denken. In oktober zullen we ook weer met een nieuwe brief hierover naar de Kamer komen. Wij zijn zeer gemotiveerd om dat beleid handen en voeten te geven.
De heer Aartsen (VVD):
Het is goed dat de SP dit weer adresseert. Het is een onmenselijke situatie die we in een fatsoenlijk land als Nederland echt niet moeten willen hebben, niet voor ons als land maar zeker ook niet voor die mensen zelf. Het is goed dat de minister werk maakt van maatschappelijke opvang, maar het probleem is natuurlijk dat werkgevers mensen op straat zetten. Ze voelen wel de verantwoordelijkheid om mensen hiernaartoe te halen maar niet de verantwoordelijkheid om ze netjes terug af te zetten. Ik zou ook willen vragen of de minister bereid is om een actief terugkeerbeleid te gaan vormgeven. Wil hij afspraken maken met landen van herkomst? Wil hij ook afspraken maken met werkgevers zodat ze, als ze afscheid moeten nemen van mensen, dat netjes en fatsoenlijk doen, op een goede manier en daarvoor wat de VVD betreft ook de kosten dragen? Is de minister bereid om daarvoor actief terugkeerbeleid vorm te gaan geven?
Minister Van Hijum:
Dat zal ook echt onderdeel moeten worden van het beleid. Ik ben overigens gisteren in Brussel geweest om mij te oriënteren op de zaken waarvoor we Europese wet- en regelgeving nodig hebben, maar soms ook bilaterale samenwerking met landen om mensen op te nemen die moeten terugkeren omdat ze hier bijvoorbeeld geen perspectief hebben. Daar moet nog wel heel veel gebeuren, zeg ik erbij, want we hebben gewoon vrij verkeer van personen en van goederen. Verplichte terugkeer is op grond van de wetgeving dus ingewikkeld. U noemt ook een aantal andere dingen die onderdeel zijn van de aanpak, zoals de verplichting voor werkgevers om te zorgen voor huisvesting. Er is ook een verantwoordelijkheid om iemand niet meteen op straat te zetten op het moment dat het arbeidscontract afgelopen is. Ik zie gelukkig dat die afspraken nu in heel veel cao's wel worden gemaakt, maar er zijn ook te veel organisaties, malafide uitzenders en bedrijven die zich niet aan die afspraken houden en echt op die verantwoordelijkheid aangesproken moeten worden.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Al een aantal jaren zijn we in de Kamer druk bezig om de misstanden rondom arbeidsmigranten aan te kaarten. De afgelopen jaren is de noodklok door verschillende organisaties en de Arbeidsinspectie keer op keer geluid. Ook vandaag horen we weer verschrikkelijke verhalen. We hebben het de afgelopen week gehad over noodwetgeving en over een spoedwet, maar als er één vorm van migratie is waarvoor snel wetgeving nodig is, dan is het wel arbeidsmigratie. Maar daar kiest dit kabinet niet voor, terwijl dat de grootste groep is die naar Nederland komt, ook qua overlast. De minister heeft aangegeven de adviezen van de commissie-Roemer uit te voeren. Daar hoort ook het bestuursrechtelijk verbod bij. Mijn vraag is wanneer dit naar de Kamer komt en wanneer we het gaan behandelen.
Minister Van Hijum:
De conclusie van de heer Ceder dat er niet wordt gekozen voor wetgeving deel ik niet. De wet voor toelating van arbeidsorganisaties en uitzendbureaus ligt in de Kamer. Die moeten we wat ons betreft zo snel mogelijk bespreken. Er ligt ook nog een verplichting bij ons om nadrukkelijk aan te geven hoe de uitvoering voortvarend ter hand kan worden genomen. Het bestuursverbod, waarover we het ook in het Kamerdebat hebben gehad, levert veel vraagstukken op over de naleving, maar we voeren het materieel wel degelijk uit. Ik nodig u uit om te kijken naar de rapportage van de commissie-Roemer, waar alle aanbevelingen op dit punt in staan. We zullen nadrukkelijk aangeven hoe we die aanbeveling van de commissie-Roemer uitvoeren, want als je een keer in de fout bent gegaan, mag je niet op een andere plek weer opduiken en doorgaan met dezelfde activiteiten die eerder werden aangepakt.
De heer Ceder (ChristenUnie):
De aanbeveling is bekend. Die hield eigenlijk in dat er ook wetgeving opgetuigd zou worden. Met het vorige kabinet hebben we het debat gevoerd over de vraag wanneer die er komt. Ik begrijp dat het kabinet het op zijn eigen wijze uitlegt. Maar kan ik concluderen dat de minister zegt dat er eigenlijk geen voornemens liggen om dat bestuursrechtelijke verbod ook te verankeren, los van dat de minister vindt dat de aanbeveling materieel wel opgevolgd wordt? Er zit dus geen formele wetswijziging vanuit dit kabinet aan te komen?
Minister Van Hijum:
Er zitten meerdere wetswijzigingen aan te komen, ook als het gaat om de aanpak van mensenhandel, om maar iets te noemen. Dat is ook strafbaar, maar we willen de aanscherping van de wetgeving gebruiken om de rol van de Arbeidsinspectie meer handen en voeten te geven. Als het over het bestuursverbod gaat, vraag ik u om te kijken naar de inhoudelijke motivering die we hebben om materieel wel tegemoet te komen aan wat de Kamer vraagt, maar het misschien net op een andere manier te doen.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
De meeste arbeidsmigranten komen van binnen de EU. Zij kunnen uiteraard zomaar de grens oversteken vanwege het vrije verkeer van personen. De SGP zou graag zien dat EU-lidstaten de mogelijkheid krijgen om van die migranten een woon- dan wel werkvergunning te krijgen. Is de minister bereid om dit op Europees niveau aanhangig te maken en daarvoor te pleiten?
Minister Van Hijum:
Deze discussie hebben we ook gevoerd tijdens het debat. Volgens mij ligt er zo dadelijk zelfs nog een motie ter stemming voor. Die stap kan ik niet zetten, want dit is onderdeel van het verdrag. De EU schrijft gewoon vrij verkeer van personen voor. Ik heb wel aangegeven dat ik het als een groot vraagstuk zie hoe we meer grip krijgen op arbeidsmigratie, ook als het om bijvoorbeeld derdelanders gaat. Dat zijn mensen die van buiten de EU komen, vervolgens te werk worden gesteld in een van de landen, bijvoorbeeld Roemenië, Bulgarije of Polen, en dan door worden gedetacheerd naar Nederland. Daar hebben we op dit moment ook eigenlijk helemaal geen grip op. Dat is een van de dingen die ik gisteren in Brussel heb aangekaart. Ik zou zowel de Europese als de nationale regelgeving willen aanscherpen om die aanpak handen en voeten te geven. Daar waar het kan en waar het gaat over toetreding van nieuwe EU-lidstaten, zullen we echt die scherpte opzoeken.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik ken uiteraard het betreffende verdrag, maar dat is precies mijn punt. Moeten we niet constateren dat we daar misschien te royaal mee zijn omgesprongen? Ziet de minister mogelijkheden om met andere landen waar dezelfde problemen spelen wat paal en perk te stellen aan dat beginsel van vrij verkeer van personen, omdat we gewoon vastlopen?
Minister Van Hijum:
Ik zie in elk geval aanleiding om dat niet helemaal uit te sluiten. We hebben daar een discussie over nodig. Maar ik zeg er wel bij dat ik daar eerlijk over wil zijn. We hebben niet zo veel aan de constatering dat we dat wel even anders zullen doen, terwijl we weten dat dat niet geregeld is. Maar als het bijvoorbeeld gaat over terugkeer — de heer Dijk vroeg daar net ook naar — zie ik dat we betrekkelijk weinig mogelijkheden hebben om problemen die hier de kop op steken ook in het land van herkomst aan te kaarten. Dus ik wil graag toezeggen dat we daar creatief naar mogelijkheden blijven zoeken, ongetwijfeld aangespoord door uw Kamer.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
De minister geeft aan dat de gemeentes wat doen, dat de minister geld regelt voor opvang, dat er allerlei maatregelen getroffen worden. Maar ik heb in het antwoord op de vragen van de heer Dijk eigenlijk niet één keer het woord "werkgever" gehoord. Het lijkt me toch dat de werkgever die deze mensen hiernaartoe haalt, het cruciale onderdeel in dit hele spel is. Het verbaast me dat de uitzendbureaus elke keer als werkgever aangewezen worden, maar de echte werkgevers, de inlenende werkgevers, worden heel vaak een beetje uit het zicht gehouden. Ik zou de minister willen vragen om veel strenger en duidelijker op te treden richting de ministers … Of sorry, ook naar de ministers graag …
De voorzitter:
Goed plan.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
... maar ook naar de werkgevers. Want die werkgevers zijn verantwoordelijk. Is de minister bereid die stap te zetten?
Minister Van Hijum:
Ja, sterker nog, dat staat ook in het regeerprogramma. Ik heb volgens mij ook wel degelijk het woord "werkgever" genoemd. Ik heb ook aangegeven dat als het over die huisvesting gaat, het vaak de werkgevers zijn die de verantwoordelijkheid daar niet voor nemen. Zij komen als mensen op straat gezet worden te snel tot de conclusie dat ook de huisvesting wel opgezegd kan worden. Daar zijn inmiddels ook al wettelijke afspraken over gemaakt. Het scheiden van baan en huisvesting is in de wetgeving op dit moment geregeld. Nogmaals, ik heb ook gezegd dat er in heel veel cao's gelukkig ook afspraken over zijn gemaakt, ook in de cao van de uitzendsector. Daarin staat dat je zeker tot vier weken daarna nog huisvesting moet bieden. Het probleem is alleen dat heel veel bedrijven en sommige sectoren zich daar niet aan houden. Dan komen we weer op het punt van de handhaving en daar vindt u ons natuurlijk ook aan uw kant. De Arbeidsinspectie en andere toezichthoudende instanties, ook op gemeentelijk niveau, zullen daar echt ook op moeten toezien.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Daarmee komt het weer bij de overheid te liggen, weer bij derden en niet bij de werkgever. Ik zou willen vragen om in ieder geval als eerste stap die mensen in de vleessector te dwingen om mensen direct in dienst te nemen. Ik begrijp niet waarom daar nu weer eerst 70 gesprekken over gevoerd worden en er over een jaar nog niks gebeurd is.
Minister Van Hijum:
Maar dan hebt u het over het uitzendverbod. Tenminste, ik neem aan dat u dat specifieke punt bedoelt. Daarvan is natuurlijk wel een beetje de vraag of dat dit specifieke probleem oplost. Daar gaat het echt over misstanden die zich binnen een sector voordoen, bijvoorbeeld als het gaat over arbeidsomstandigheden, de beloning en het gemak waarmee mensen überhaupt op straat worden gezet. Daar heeft u ook een punt. Ik heb daarvan ook toegegeven dat dat aangepakt moet worden. We willen die malafide uitzenders ertussenuit halen. Wat mij betreft is in sectoren die geen beterschap laten zien zo'n uitzendverbod een reële optie.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Aanvullend hierop. Er zijn werkgevers die per se Polen of Bulgaren, dus werknemers van ver, hiernaartoe willen halen, omdat dat wat goedkoper is. Als dan het arbeidsverband wordt verbroken, dreigen die werknemers op straat te komen te staan of hun huis te verliezen. Dat is heel vervelend voor die werknemers zelf, maar ook voor de gemeente en voor iedereen. Is het dan niet mogelijk om echt iets aan die werkgevers te doen, zodat je het niet alleen maar bij gepraat houdt, bijvoorbeeld door ze op z'n minst zes maanden een zorgplicht op te leggen? Wij zijn tegen arbeidsmigratie voor lage lonen, dat weet u. Als dat soort werkgevers daar per se aan willen doen, dwing ze dan ook en zorg ervoor dat ze verplicht worden om niet de kosten vervolgens op de samenleving af te wentelen, maar om die zelf te dragen.
Minister Van Hijum:
De vraag hoe werkgevers inderdaad nog meer kunnen worden aangesproken op de rol en verantwoordelijkheid die ze hebben, is echt een vraag die de komende weken uitgewerkt gaat worden in het kader van het regeerprogramma. De discussie daarover hebben we al even gevoerd in het commissiedebat. Het is nadrukkelijk een aandachtspunt in het regeerprogramma. Wat mij betreft is dat zeker een route die verkend moet worden. Daarnaast is het natuurlijk zo dat we via de wetgeving — ik noemde net al even het doelgroepencontract — ook de positie van de werkende zelf willen versterken, zodat deze zijn recht kan effectueren. Maar ook wij als overheid zullen de werkgevers nadrukkelijker moeten aanspreken op hun verantwoordelijkheid.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Dank. Dan tot slot, voorzitter. Ik waardeer de eerlijkheid van de minister, ook in het debat dat wij over arbeidsmigratie hadden. Vat ik het als volgt goed samen? U had het er net in een interruptiedebat ook over. Nu hebben we natuurlijk eigenlijk allemaal doekjes voor het bloeden, maar als het gaat om de instroom van arbeidsmigranten in sectoren waar dat problemen oplevert omdat mensen bijvoorbeeld snel op straat komen te staan, is het dan zo dat wij eigenlijk niet hoeven te verwachten dat wij daar als Nederland ook maar iets aan kunnen doen binnen de Europese Unie, door het vrije verkeer van werknemers? Ik hoop dat ik het goed samenvat. Het is toch zo dat wij zijn overgeleverd aan dat principe van vrij verkeer van werknemers?
Minister Van Hijum:
Binnen de huidige kaders zijn de juridische mogelijkheden buitengewoon beperkt. Dat is een feit.
De heer Dijk (SP):
Afgelopen week vroeg ik minister-president Schoof naar de visie van dit kabinet. Toen kwam het verhaal over het bevlogen pragmatisme en dat wij dit kabinet mogen houden aan resultaten en dat centraal stond het oplossen van concrete problemen voor mensen. Ik heb een heel concreet probleem, waar een oplossing voor nodig is die tot resultaat leidt. Als wij in de avond een rondje door Den Haag lopen, zien we bij de Koekamp een soepkar van het Leger des Heils staan. Gisteren stond daar een rij van 80 tot 100 mensen, voornamelijk afgedankte en uitgebuite arbeidsmigranten. Mijn vraag aan deze minister is wanneer hij de problemen oplost van de mensen die in die rij staan, zodat die rij niet meer nodig is.
Minister Van Hijum:
Ik ben daar gisteren mee begonnen. Ik durf geen data te geven, maar we hebben het net flink geadresseerd als probleem. Ik heb aangegeven dat ik vind dat dit niet past en hoort bij een beschaafd land als Nederland en dat het hele kabinet buitengewoon gemotiveerd is om dit probleem aan te pakken. Ik wijs er toch even op, niet om het af te schuiven, dat dit probleem breder ligt dan alleen bij Sociale Zaken. We kijken ook met mijn collega van VWS hoe we de verantwoordelijkheid voor de maatschappelijke opvang van deze groep vormgeven. Er is namelijk nog een hele discussie over de vraag wanneer deze groep überhaupt recht heeft op opvang als zij hier korter dan vijf jaar of korter dan drie maanden verblijven. Ook kijken we naar de huisvestingskant: hoe voorkom je dat mensen op straat komen te staan als zij hun baan verliezen? Kortom, we bekijken het van alle kanten en we zijn ermee aan de slag.
De heer Dijk (SP):
Ik had graag wél een datum gehad, zeker in het licht van "bevlogen pragmatisme", "heel resultaatgericht werken" en al die vage, lege termen die we de afgelopen week gehoord hebben. Maar ik heb een aantal dingen gehoord in dit debat. Eén. In Europa gaan pleiten voor werkvergunningen; kijken of er andere landen zijn die ook voorstander zijn van dergelijke vergunningen. Dat zou baanbrekend zijn en erg goed. Wat de SP betreft moeten we niet wachten, maar het als Nederland gewoon doen: een nationale aangelegenheid. Twee. Een minister die zegt: de rij die er staat bij de soepkar wil ik zo snel mogelijk oplossen, zodat de problemen voor de mensen opgelost zijn. En tot slot — daar zou ik graag echt een sterke toezegging op willen hebben van de minister: klopt het dat ik heb gehoord dat het de intentie is van deze minister om alle kosten die door uitgebuite en afgedankte arbeidsmigranten worden gemaakt, door henzelf en door de samenleving, te verhalen op de werkgever? Is dat het doel?
Minister Van Hijum:
Ik kan het politiek wel waarderen, maar de heer Dijk probeert nu een aantal heel verregaande conclusies te verbinden aan een aantal uitlatingen die ik heb gedaan. Het woord "werkvergunningen" heb ik niet gebruikt. Ik heb gezegd dat ik echt ga doen wat er op Europees toneel kan en wat wij kunnen bereiken. Ik ben zelf ook gemeenteraadslid geweest. Ik heb aangegeven: dakloosheid morgen oplossen; ik vrees dat het niet gaat lukken. Maar ik voel mij buitengewoon gemotiveerd om dit probleem, dat, nogmaals, echt een schande is voor het land, aan te pakken en daar echt werk van te maken. En ja, daar zullen we ook de verantwoordelijkheid van werkgevers voor moeten benoemen. Daar zullen we die werkgevers op moeten aanspreken, en dat kan inderdaad ook een rekening zijn. Hoe we dat precies gaan doen, daar gaan we de komende maanden met elkaar over in discussie. Maar het is ook een voornemen dat is aangekondigd in het regeerprogramma en dat een concrete vertaling gaat krijgen.
De voorzitter:
Prima. Tot zover het vragenuurtje. Dank aan de minister voor zijn aanwezigheid. Ik schors enkele minuten en dan gaan we stemmen.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Mededelingen
Mededelingen
Mededelingen
De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mee dat de volgende leden zich hebben afgemeld:
De Kort, alleen voor vandaag;
Omtzigt, voor de gehele week.
Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.
De voorzitter:
Voordat we overgaan tot de stemmingen, begin ik even met een prachtig jubileum. Onze Dienst Verslag en Redactie bestaat namelijk 175 jaar, en dat is wel even de moeite waard.
(Geroffel op de bankjes)
De voorzitter:
Daarom zitten de mensen die al onze briljante woorden voor de eeuwigheid vastleggen vandaag even in de Voorzittersloge. De dienst begon als de Stenografische Dienst in 1849. De meest fameuze werknemer ooit was natuurlijk Willem Drees. In 2004, twintig jaar geleden, werd de dienst omgevormd tot de Dienst Verslag en Redactie. We zijn ze natuurlijk enorm erkentelijk voor al het harde werk dat zij voor ons doen.
Om dit prachtige moment te markeren draag ik een gedicht aan hen op. Het is een gedicht van Gerrit Achterberg met als titel Stenografie.
Nu gij geen ander lichaam hebben kunt
dan punt voor punt verwijderend van wat
ik eenmaal in mijn armen heb gehad,
waarmee gij u ten einde toe verdunt,
wordt mij het stationnaire woord misgund
over uw toestand. Alles wat ik had
aan overzicht veroudert op het blad.
Ik volg u stenografisch, stuntelend
en streep u door of laat u staan en scheid
u van het vorige in streng beleid,
want onverbiddelijk vergaat de tijd
en groter wordt de wereld om mij heen
te inventariseren, steen voor steen,
want niets in de natuur liet u alleen.
Dat lijkt me een simpel gedicht, waarvan iedereen begrijpt wat ermee bedoeld wordt.
Regeling van werkzaamheden (stemmingen)
Regeling van werkzaamheden (stemmingen)
Regeling van werkzaamheden (stemmingen)
De voorzitter:
Ik stel voor zo dadelijk ook te stemmen over een brief van het Presidium (36596, nr. 1).
Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Wijen-Nass voor een mededeling. Zij is van de fractie van NSC.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Van de BBB.
De voorzitter:
BBB, herstel. Gaat uw gang.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Dank u wel. Ik zou graag mijn motie op stuk nr. 52, onder punt 6, over de moties ingediend bij het tweeminutendebat Ruimte voor Defensie, willen aanhouden.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Wijen-Nass stel ik voor haar motie (36124, nr. 52) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Stemmingen
Stemmingen
Stemmingen Grondslag voor gebruik van biometrie bij automatische grenscontrole
Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 teneinde te voorzien in een grondslag voor het gebruik van biometrie bij automatische grenscontrole (36300).
(Zie vergadering van 4 september 2024.)
De voorzitter:
Het amendement-Kathmann (stuk nr. 7) is ingetrokken.
Ik stel vast dat daarmee wordt ingestemd.
In stemming komt het amendement-Van Zanten (stuk nr. 8).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van BBB, JA21 en FVD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.
In stemming komt het wetsvoorstel.
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21, FVD en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.
Stemming motie Grondslag voor gebruik van biometrie bij automatische grenscontrole
Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 teneinde te voorzien in een grondslag voor het gebruik van biometrie bij automatische grenscontrole,
te weten:
- de motie-Kathmann over een jaarlijkse toets van de Self Service Passport Control om de foutmarge blijvend te doen (36300, nr. 9).
(Zie vergadering van 4 september 2024.)
De voorzitter:
Aangezien de motie-Kathmann (36300, nr. 9) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van behandeling meer uit.
Stemmingen moties Onderzoek naar ervaren discriminatie bij burgers door banken en betaalinstellingen
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Onderzoek naar ervaren discriminatie bij burgers door banken en betaalinstellingen,
te weten:
- de motie-Ergin/Bamenga over het periodiek monitoren van onderzoeken naar ervaren discriminatie door financiële instellingen (32013, nr. 293);
- de motie-Ergin/Bamenga over klanten en maatschappelijke organisaties betrekken bij het initiëren van een code of conduct (32013, nr. 294);
- de motie-Ergin over inzetten op het in de code of conduct overnemen van alle aanbevelingen uit het onderzoek van DNB (32013, nr. 295);
- de motie-Bamenga over het helpen verbeteren van antiwitwasbeleid van landen onder verscherpt toezicht van de FATF (32013, nr. 296);
- de motie-Bamenga over een werkwijze afspreken waarin (dreigen met) het opzeggen van een rekening tot het uiterste wordt beperkt (32013, nr. 297).
(Zie vergadering van 10 september 2024.)
In stemming komt de motie-Ergin/Bamenga (32013, nr. 293).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Ergin/Bamenga (32013, nr. 294).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Ergin (32013, nr. 295).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, het CDA en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Bamenga (32013, nr. 296).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Bamenga (32013, nr. 297).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.
Stemmingen moties Ruimte voor Defensie
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Ruimte voor Defensie,
te weten:
- de motie-Boswijk c.s. over meer trainingen van de krijgsmacht in het straatbeeld (36124, nr. 49);
- de motie-Heite over meer integrale afstemming bij de afweging voor een geschikte locatie voor intensivering van militaire activiteiten (36124, nr. 50);
- de motie-Van der Wal c.s. over de informatievoorziening in de regio over uitbreiding van Defensielocaties verbeteren (36124, nr. 51);
- de motie-Wijen-Nass over in het IJsselmeer geen noodzakelijk oefenterrein van Defensie opgeven voor andere activiteiten (36124, nr. 52);
- de motie-Wijen-Nass over in de uitwerking van het Nationaal Programma Ruimte voor Defensie inzetten op multigebruik van natuur voor defensiedoeleinden (36124, nr. 53).
(Zie vergadering van 10 september 2024.)
De voorzitter:
De motie-Heite (36124, nr. 50) is in die zin gewijzigd (36124, nr. ??) en nader gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Defensie met het participatieplan het omgevingsmanagement zo goed mogelijk heeft geprobeerd te organiseren;
constaterende dat er toch signalen zijn vanuit meerdere provincies dat de visies van gemeenten, bedrijven en inwoners niet of niet voldoende zijn meegenomen in de plannen ten aanzien van het Nationaal Programma Ruimte voor Defensie (NPRD);
constaterende dat gemeenten, bedrijven en inwoners op een aantal beoogde locaties behoefte hebben aan lokale oplossingen, en zodoende bereid en in staat zijn om alternatieven aan te dragen;
overwegende dat de Nota Ruimte tevens aanstuurt op integraliteit tussen overheid, lokale gemeenten, bedrijven en inwoners en het van belang is om aan te sturen op integraliteit en slim regionaal combineren;
verzoekt de regering om in navolging van de Nota Ruimte integraal af te stemmen met andere betrokken departementen en lokale gemeenten, bedrijven en inwoners bij de afweging welke locaties in Nederland geschikt zijn voor intensivering van militaire activiteiten zonder dat dit ten koste gaat van de snelheid waarmee deze zeer belangrijke opdracht moet worden opgepakt,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt nr. ??, was nr. ?? (36124).
Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.
In stemming komt de motie-Boswijk c.s. (36124, nr. 49).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de nader gewijzigde motie-Heite (36124, nr. ??, was nr. 50).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van Volt, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, BBB en FVD voor deze nader gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Van der Wal c.s. (36124, nr. 51).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Wijen-Nass (36124, nr. 53).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, BBB en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
Stemmingen moties Arbeidsmigratie
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Arbeidsmigratie,
te weten:
- de motie-Paternotte c.s. over binnen de Handhavingsrichtlijn de maximale ruimte opzoeken om de oneigenlijke detachering van derdelanders via EU-lidstaten zo veel mogelijk te stoppen (29861, nr. 126);
- de motie-Paternotte c.s. over onderzoek naar verplichtstelling van de bedrijfseffectrapportage bij de vestiging van een bedrijf van ten minste 2.000 vierkante meter (29861, nr. 127);
- de motie-Paternotte c.s. over met tekortsectoren voorbereidingen treffen om één pilot voor een vakkrachtenregeling te starten (29861, nr. 128);
- de motie-Bikker c.s. over het definiëren van een bandbreedte voor het arbeidsmigratiesaldo (29861, nr. 129);
- de motie-Bikker over onderzoeken hoe de handhavingscapaciteit van de Arbeidsinspectie mee kan ontwikkelen met het aantal arbeidsmigranten en de daaraan gelieerde misstanden (29861, nr. 130);
- de motie-Bikker over koppeling van de loonaangifteketen aan het BRP en de RNI als eerste stap om de registratie van buitenlandse werknemers te verbeteren (29861, nr. 131);
- de motie-Patijn/Bikker over een SER-adviesaanvraag over hoe het aantal vacatures voor arbeidsmigranten in de logistiek, tuinbouw en voedingsindustrie met 50% teruggedrongen kan worden (29861, nr. 132);
- de motie-Ergin over de economische en maatschappelijke gevolgen van het terugdringen van arbeidsmigratie in kaart brengen (29861, nr. 133);
- de motie-Ergin over een grondig onderzoek naar de benodigde omvang en sectorale spreiding van arbeidskrachten (29861, nr. 134);
- de motie-Boon c.s. over bewerkstelligen dat boetes voor illegale tewerkstelling van werknemers uit het buitenland met terugwerkende kracht worden geïndexeerd (29861, nr. 135);
- de motie-Van der Plas over de Arbeidsinspectie proactief laten toezien op onderbetaling van arbeidsmigranten op basis van informatie uit de loonheffingsketen (29861, nr. 136);
- de motie-Van der Plas over onderzoeken of onderbetaalde arbeidsmigranten hun achterstallige loon uitgekeerd kunnen krijgen via de Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten (29861, nr. 137);
- de motie-Van der Plas over de A1-constructie alleen mogelijk maken voor inkomens van 130% van het wettelijk minimumloon (29861, nr. 138);
- de motie-Van der Plas over een ketenaansprakelijkheid voor de inlener waarbij de inlener dezelfde boete krijgt als het uitzendbureau waar de misstanden met arbeidsmigranten plaatsvinden (29861, nr. 139);
- de motie-Flach c.s. over in Europees verband het gesprek aangaan over mogelijkheden om arbeidsmigratie binnen de Europese Unie te beperken (29861, nr. 140);
- de motie-Aartsen over een rijksbrede verkenning van meer sturing op arbeidsbesparing en arbeidsproductiviteit binnen bestaande regelingen (29861, nr. 142);
- de motie-Eerdmans/Inge van Dijk over op korte termijn met de Aziatische horecasector overleggen over de arbeidsmarkttoets en het voorkomen van misstanden (29861, nr. 143);
- de motie-Van Kent over een plan van aanpak om de instroom van arbeidsmigranten substantieel in te perken (29861, nr. 144);
- de motie-Inge van Dijk/Van Oostenbruggen over een arbeidsmigratietop beleggen om arbeidsmigratie in de toekomst af te remmen (29861, nr. 145).
(Zie vergadering van 10 september 2024.)
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Boon stel ik voor zijn motie (29861, nr. 135) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
De motie-Van der Plas (29861, nr. 137) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er nog altijd misstanden zijn met arbeidsmigranten, waaronder onderbetaling;
verzoekt de regering ervoor zorg te dragen dat arbeidsmigranten die slachtoffer zijn van onderbetaling hun achterstallige loon uitgekeerd krijgen vanuit de financiële zekerheid die uitzendbureaus moeten gaan stellen na de invoering van de Wtta, de Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt nr. ??, was nr. 137 (29861).
Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.
De heer Eerdmans.
De heer Eerdmans (JA21):
In deze serie wilde ik ook de motie op stuk nr. 143 aanhouden, die ik samen met mevrouw Van Dijk heb ingediend. Dat is de zogenoemde wokmotie.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Eerdmans stel ik voor zijn motie (29861, nr. 143) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Ik weet niet wat een "hokmotie" is, maar dat zoek ik nog wel even op.
In stemming komt de motie-Paternotte c.s. (29861, nr. 126).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.
In stemming komt de motie-Paternotte c.s. (29861, nr. 127).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Paternotte c.s. (29861, nr. 128).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, Volt, D66, de VVD, het CDA, BBB en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Bikker c.s. (29861, nr. 129).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Bikker (29861, nr. 130).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, de ChristenUnie, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Bikker (29861, nr. 131).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.
In stemming komt de motie-Patijn/Bikker (29861, nr. 132).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, Volt, de ChristenUnie, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Ergin (29861, nr. 133).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, DENK, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, het CDA, BBB, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Ergin (29861, nr. 134).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, Volt, D66, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Van der Plas (29861, nr. 136).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Van der Plas (29861, nr. ??, was nr. 137).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van D66, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Van der Plas (29861, nr. 138).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Van der Plas (29861, nr. 139).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, DENK, de VVD, het CDA en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Flach c.s. (29861, nr. 140).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Aartsen (29861, nr. 142).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Van Kent (29861, nr. 144).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, de ChristenUnie, de SGP, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Inge van Dijk/Van Oostenbruggen (29861, nr. 145).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
Stemming motie Inburgering en integratie
Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het tweeminutendebat Inburgering en integratie,
te weten:
- de motie-Patijn c.s. over met spoed met een AMvB komen waarin een uitzendverbod voor de gehele pluimvee- en vleessector wordt aangekondigd (32824, nr. 422).
(Zie vergadering van 30 mei 2024.)
De voorzitter:
De motie-Patijn (32824, nr. 422) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat arbeidsmigranten in de vleesindustrie al jarenlang te maken krijgen met onderbetaling, slechte huisvesting, onveilige en ongezonde arbeidsomstandigheden en onterecht ontslag op staande voet;
verzoekt de regering om met spoed op basis van artikel 12, lid 1 van de WAADI te komen met een algemene maatregel van bestuur waarin een uitzendverbod voor de gehele pluimvee- en vleesindustrie wordt afgekondigd, en hiermee dus niet langer te wachten,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt nr. ??, was nr. 422 (32824).
Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Patijn c.s. (32824, nr. ??, was nr. 422).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, Volt en de ChristenUnie voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
Stemmingen Wet plan van aanpak witwassen
Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme in verband met het verbod op contante betalingen voor goederen vanaf 3.000 euro (Wet plan van aanpak witwassen) (36228).
De voorzitter:
De amendementen-Alkaya (stukken nrs. 6 en 8) zijn ingetrokken.
Het amendement-Grinwis (stuk nr. 20) is ingetrokken.
Ik stel vast dat daarmee wordt ingestemd.
Een stemverklaring van de heer Van Houwelingen van Forum voor Democratie, maar hij wordt blijkbaar vervangen door de heer Baudet.
De heer Baudet (FVD):
Voorzitter. We gaan nu stemmen over een amendement om een verbod op contante betalingen te doen gelden vanaf €10.000. Wij zijn een groot voorstander van het mogelijk houden van zo veel mogelijk contant geld, want dat perkt de macht van de Staat in. Maar wij zullen voor dit amendement stemmen omdat het de grens verhoogt van €3.000 naar €10.000. Het liefst hebben we helemaal geen begrenzing van contant geld, maar liever een begrenzing op €10.000 dan op €3.000. Dat is de verklaring voor ons stemgedrag van zo meteen.
De voorzitter:
Heel goed.
In stemming komt het gewijzigde amendement-Dijk/Flach (stuk nr. 19, I).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, DENK, NSC, de SGP, BBB, FVD en de PVV voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.
Ik stel vast dat door de aanneming van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 19 voorkomende gewijzigde amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.
In stemming komt het amendement-Joseph c.s. (stuk nr. 18, I).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, NSC, de SGP, BBB, JA21, FVD en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.
Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement de overige op stuk nr. 18 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.
In stemming komt het amendement-Ergin (stuk nr. 21) tot het invoegen van een onderdeel Da.
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt en NSC voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.
In stemming komt het amendement-Van der Lee (stuk nr. 17).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21 en FVD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat het is aangenomen.
In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van de gewijzigde amendementen-Dijk/Flach (stuk nrs. 19, I tot en met III) en het amendement-Van der Lee (stuk nr. 17).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie en het CDA voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.
Stemming motie Wet plan van aanpak witwassen
Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme in verband met het verbod op contante betalingen voor goederen vanaf 3.000 euro (Wet plan van aanpak witwassen),
te weten:
- de motie-Aukje de Vries over tot meer duidelijkheid, zekerheid en efficiency komen voor ondernemers en klanten bij de uitvoering van de Wwft (36228, nr. 22).
In stemming komt de motie-Aukje de Vries (36228, nr. 22).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.
Stemmingen moties Reactie op het rapport "Maatschappelijke acceptatie van vrouwspecifieke aandoeningen" van de NVOG
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Reactie op het rapport "Maatschappelijke acceptatie van vrouwspecifieke aandoeningen" van de NVOG,
te weten:
- de motie-Dobbe c.s. over een nationale strategie vrouwengezondheid met daarbij ook aandacht voor de interactie met andere vormen van ongelijkheid (31765, nr. 862);
- de motie-Dobbe c.s. over hersteloperaties voor vrouwelijke genitale verminking uitzonderen van het eigen risico (31765, nr. 863);
- de motie-Slagt-Tichelman c.s. over meer stappen zetten om pijnbehandeling bij het plaatsen van een spiraaltje mogelijk te maken (31765, nr. 864);
- de motie-Slagt-Tichelman over meer aandacht voor vrouwspecifieke klachten zoals nicheklachten na een keizersnede (31765, nr. 865);
- de motie-Paulusma over migraine opnemen in de onderzoeksagenda naar vrouwspecifieke aandoeningen (31765, nr. 866).
(Zie vergadering van 11 september 2024.)
In stemming komt de motie-Dobbe c.s. (31765, nr. 862).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Dobbe c.s. (31765, nr. 863).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Slagt-Tichelman c.s. (31765, nr. 864).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Slagt-Tichelman (31765, nr. 865).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Paulusma (31765, nr. 866).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.
Stemmingen moties Besluit minister VWS inzake de donatie van mpox-vaccins aan landen in Afrika
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over het besluit van de minister van VWS inzake de donatie van mpox-vaccins aan landen in Afrika,
te weten:
- de motie-Paulusma c.s. over het per direct inzetten van 13.200 vaccins in de getroffen gebieden in Afrika (25295, nr. 2200);
- de motie-Bushoff over afwegingen over infectieziektebestrijding baseren op RIVM-adviezen, wetenschappers en de Nederlandse mondiale gezondheidsstrategie (25295, nr. 2201);
- de motie-Bushoff over een vaccinatiecampagne tegen het mpox-virus voorbereiden voor risicogroepen (25295, nr. 2202);
- de motie-Tielen over afstemming initiëren tussen Europese landen aangaande inkoopkracht op het gebied van vaccins en kennis over benodigde voorraden (25295, nr. 2203);
- de motie-El Abassi over bij de inkoop van vaccinaties structureel 15% extra inkopen zodat deze gedeeld kunnen worden met landen die daar dringend behoefte aan hebben (25295, nr. 2204);
- de motie-El Abassi over bij het doneren van vaccins de bescherming van kwetsbare groepen als prioriteit stellen (25295, nr. 2205).
(Zie vergadering van 11 september 2024.)
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Bushoff stel ik voor zijn motie (25295, nr. 2202) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
In stemming komt de motie-Paulusma c.s. (25295, nr. 2200).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Bushoff (25295, nr. 2201).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, het CDA en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Tielen (25295, nr. 2203).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-El Abassi (25295, nr. 2204).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdD en DENK voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-El Abassi (25295, nr. 2205).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, DENK en de SGP voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
Stemmingen Wijziging van de Warenwet en de Tabaks- en rookwarenwet
Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Warenwet en de Tabaks- en rookwarenwet in verband met aanpassingen overwegend ter verbetering van toezicht en handhaving en aanpassingen van technische aard (36503).
(Zie vergadering van 11 september 2024.)
In stemming komt het amendement-Daniëlle Jansen/Krul (stuk nr. 9) tot het invoegen van een onderdeel A0a.
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21 en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat het is aangenomen.
In stemming komt het amendement-Daniëlle Jansen/Krul (stuk nr. 8).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21 en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat het is aangenomen.
In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van het amendement-Daniëlle Jansen/Krul (stuk nr. 9) en het amendement-Daniëlle Jansen/Krul (stuk nr. 8).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB en JA21 voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.
Stemming motie Wijziging van de Warenwet en de Tabaks- en rookwarenwet
Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Warenwet en de Tabaks- en rookwarenwet in verband met aanpassingen overwegend ter verbetering van toezicht en handhaving en aanpassingen van technische aard,
te weten:
- de motie-Van der Plas over de Wijziging van de Warenwet en de Tabaks- en rookwarenwet zodanig aanpassen dat rauwe melk niet meer geassocieerd wordt met een direct gevaar voor de gezondheid en veiligheid van de mens (36503, nr. 10).
(Zie vergadering van 11 september 2024.)
De voorzitter:
De motie-Van der Plas (36503, nr. 10) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in de Wijziging van de Warenwet en de Tabaks- en rookwarenwet rauwe melk wordt geassocieerd met direct gevaar voor de gezondheid en veiligheid van de mens, waarop strafrechtelijk gehandhaafd wordt;
overwegende dat er al strenge regels zijn op het gebied van voedselveiligheid en dat in artikel 8 van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen al staat dat salmonellabacteriën afwezig moeten zijn;
overwegende dat niet rauwe melk an sich gevaarlijk is en zelfs kan helpen tegen hoge bloeddruk;
overwegende dat verkeerd gebruik, zoals niet goed verhitten van een product, gevaarlijk kan zijn;
verzoekt de regering de wettekst in de Wijziging van de Warenwet en de Tabaks- en rookwarenwet na te lezen zodat rauwe melk als product niet geassocieerd wordt met een direct gevaar en/of risicovolle activiteiten voor de gezondheid en veiligheid van de mens,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt nr. ??, was nr. 10 (36503).
Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Van der Plas (36503, nr. ??, was nr. 10).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
Stemmingen moties Verkeersveiligheid
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Verkeersveiligheid,
te weten:
- de motie-Olger van Dijk/Vedder over onderzoek doen naar de mogelijkheden van typegoedkeuring voor alle elektrische fietsen met trapondersteuning (29398, nr. 1114);
- de motie-Veltman/Olger van Dijk over alleen voor fatbikes een minimumleeftijd van 14 jaar en een helmplicht invoeren (29398, nr. 1115);
- de motie-Veltman/Vedder over het voor de politie mogelijk maken om in alle gevallen van controle van de fatbike in het menu te kijken (29398, nr. 1116);
- de motie-Heutink/Vedder over inzetten op een vorm van toetsing op kennis van de Nederlandse verkeersregels in de rijbewijsregeling voor expats (29398, nr. 1117);
- de motie-El Abassi over onderzoek doen naar de stijging van de kosten voor het behalen van een rijbewijs en mogelijkheden om deze kosten te verlagen (29398, nr. 1118);
- de motie-El Abassi over onderzoeken of het aantal rijinstructeurs verhoogd kan worden door betere beloning en arbeidsvoorwaarden (29398, nr. 1119);
- de motie-El Abassi over de mogelijkheden onderzoeken om rijonderwijs vrij te stellen van btw (29398, nr. 1120);
- de motie-De Hoop/Bamenga over onderzoeken of en hoe een kentekenplicht uitgebreid kan worden naar al het gemotoriseerde wegverkeer, inclusief e-bikes en fatbikes (29398, nr. 1121);
- de motie-Van der Plas over onderzoeken of en hoe geofencing in Nederland ingezet zou kunnen worden om de verkeersveiligheid in de openbare ruimte te bevorderen (29398, nr. 1122).
(Zie vergadering van 11 september 2024.)
De voorzitter:
De motie-Olger van Dijk/Vedder (29398, nr. 1114) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er op dit moment geen typegoedkeuring geldt voor elektrische fietsen met trapondersteuning tot 25 kilometer per uur en een maximaal vermogen van 250 watt;
overwegende dat dit leidt tot gebrekkige controle op de kwaliteit en de wettelijke vereisten voor elektrische fietsen en fatbikes uit bijvoorbeeld China;
overwegende dat mensen willen weten dat de door hun gekochte fiets van voldoende kwaliteit en veilig is;
verzoekt de regering om de mogelijkheden te onderzoeken van een vorm van typegoedkeuring voor alle elektrische fietsen met trapondersteuning, bijvoorbeeld een keurmerk,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt nr. ??, was nr. 1114 (29398).
De voorzitter:
De motie-Heutink/Vedder (29398, nr. 1117) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat alleen in 2023 al 26.264 expats via de 30%-regeling hun buitenlandse rijbewijs, zonder enige vorm van toetsing, hebben kunnen omzetten naar een Nederlands rijbewijs;
constaterende dat onder meer Veilig Verkeer Nederland waarschuwt voor het negatieve effect op de verkeersveiligheid in Nederland hiervan;
constaterende dat Nederland bij uitvoering van het advies-Roemer juist inzet op een verhoging van het algehele rijvaardigheidsniveau van Nederland teneinde de verkeersveiligheid te stimuleren;
verzoekt de regering om te onderzoeken uit welke landen de expats komen die op basis van de 30%-regeling een Nederlands rijbewijs krijgen, of deze landen daar geschikt voor zijn en of de kennis om aan het verkeer deel te nemen voldoende aanwezig is,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt nr. ??, was nr. 1117 (29398).
Ik stel vast dat wij nu over deze gewijzigde moties kunnen stemmen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Olger van Dijk/Vedder (29398, nr. ??, was nr. 1114).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB en JA21 voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Veltman/Olger van Dijk (29398, nr. 1115).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Veltman/Vedder (29398, nr. 1116).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Heutink/Vedder (29398, nr. ??, was nr. 1117).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-El Abassi (29398, nr. 1118).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, D66, NSC, de SGP, het CDA, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-El Abassi (29398, nr. 1119).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-El Abassi (29398, nr. 1120).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-De Hoop/Bamenga (29398, nr. 1121).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, Volt en D66 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Van der Plas (29398, nr. 1122).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
Ik las hier "gedjieonsing". Maar het is geofencing. Man, man, man! Had u wel even van tevoren kunnen vertellen, mevrouw Van der Plas. We gaan nog heel veel geofencing doen in dit land.
Stemmingen moties Ontstane situatie in de extra beveiligde inrichting te Vught
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de ontstane situatie in de extra beveiligde inrichting te Vught,
te weten:
- de motie-Ellian over zo veel mogelijk een individueel programma als uitgangspunt hanteren in de extra beveiligde inrichting (24587, nr. 969);
- de motie-Eerdmans over alles in het werk stellen om het lekken van staatsgevaarlijke informatie te voorkomen (24587, nr. 970).
(Zie vergadering van 11 september 2024.)
De voorzitter:
Er is een stemverklaring van mevrouw Helder van de fractie van BBB.
Mevrouw Helder (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil een stemverklaring doen bij de motie van de heer Eerdmans op stuk nr. 970, mede namens de VVD. BBB en VVD zijn het eens met het dictum van de motie, namelijk dat het lekken van staatsgevaarlijke informatie moet worden voorkomen, maar we willen duidelijk de kanttekening maken dat in de context van het gevoerde debat er geen sprake was van het lekken van staatsgevaarlijke informatie. Het debat ging over het gevaar voor de samenleving vanuit een bepaalde gevangenis. Daar moet wel over gesproken kunnen worden. Dat is onze taak als volksvertegenwoordiger. Dat is ook hoe het in het debat is gegaan, en niks meer. Met die kanttekening zullen we wel voor de motie stemmen.
De voorzitter:
Heel goed.
In stemming komt de motie-Ellian (24587, nr. 969).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Eerdmans (24587, nr. 970).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.
Stemming brief Verzoek aan het Rathenau Instituut over een onderzoek naar onlinetracking
Aan de orde is de stemming over de brief van het Presidium inzake een verzoek aan het Rathenau Instituut over een onderzoek naar onlinetracking (26643, nr. 1219).
De voorzitter:
Ik stel voor conform het voorstel van het Presidium te besluiten en het Rathenau Instituut te verzoeken een onderzoek te verrichten naar onlinetracking.
Daartoe wordt besloten.
Stemmingen moties Staat van Groningen 2024
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de Staat van Groningen 2024,
te weten:
- de motie-Beckerman c.s. over de gaswinning uit kleine Groningse velden versneld afbouwen en de vergunningaanvraag voor gaswinning onder Warffum per direct afwijzen (33529, nr. 1247);
- de motie-Beckerman c.s. over een plan van aanpak en financiële middelen om de ongelijkheid en de onuitlegbare verschillen in Groningen tegen te gaan (33529, nr. 1248);
- de motie-Beckerman/Bushoff over een verbod op het bouwen van munitiedepots in het mijnbouwschadegebied (33529, nr. 1249);
- de motie-Bushoff/Beckerman over vastgelopen versterkingsoperaties niet afdoen met een "op norm"-verklaring maar in gesprek gaan met gedupeerden (33529, nr. 1250);
- de motie-Bushoff/Beckerman over de vergoeding van €2.500 uitkeren aan alle gedupeerden die nog wachten op versteviging (33529, nr. 1251);
- de motie-Bushoff/Beckerman over ondersteuning aan gedupeerden met een hoge energierekening (33529, nr. 1252);
- de motie-Bushoff/Beckerman over het opstellen van een complete stuttenlijst (33529, nr. 1253);
- de motie-Bamenga/Teunissen over in de Mijnbouwwet vastleggen dat er geen winningsvergunningen en winningsplannen meer worden afgegeven of goedgekeurd voor gaswinning in de provincie Groningen (33529, nr. 1254);
- de motie-Bamenga over voor het einde van het jaar een definitief einde maken aan het gebruik van de trillingstool (33529, nr. 1255);
- de motie-Vedder/Daniëlle Jansen over het door Groningse jongeren zelf ervaren toekomstperspectief opnemen in de Staat van Groningen (33529, nr. 1256).
(Zie vergadering van 12 september 2024.)
In stemming komt de motie-Beckerman c.s. (33529, nr. 1247).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, Volt, D66 en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Beckerman c.s. (33529, nr. 1248).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, de ChristenUnie, het CDA en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Beckerman/Bushoff (33529, nr. 1249).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Bushoff/Beckerman (33529, nr. 1250).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.
In stemming komt de motie-Bushoff/Beckerman (33529, nr. 1251).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, het CDA, BBB, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Bushoff/Beckerman (33529, nr. 1252).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, de ChristenUnie en de SGP voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Bushoff/Beckerman (33529, nr. 1253).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de fractie van JA21 ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Bamenga/Teunissen (33529, nr. 1254).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, Volt, D66 en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Bamenga (33529, nr. 1255).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
Het lid Kostić.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Voorzitter. De Partij voor de Dieren wil graag worden geacht voor de motie-Bushoff/Beckerman op stuk nr. 1252 te hebben gestemd.
De voorzitter:
Dat is bij dezen vermeld in het stenogram.
In stemming komt de motie-Vedder/Daniëlle Jansen (33529, nr. 1256).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
Stemming motie Strategie ter bescherming van Noordzee-infrastructuur
Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het tweeminutendebat Strategie ter bescherming van Noordzee-infrastructuur,
te weten:
- de motie-Krul over onderzoeken hoe de verantwoordelijkheid voor het toezicht op de veiligheid van de Noordzee het best belegd kan worden (33450, nr. 130).
(Zie vergadering van 12 september 2024.)
In stemming komt de motie-Krul (33450, nr. 130).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
Stemmingen moties Het bericht dat een op de tien rijksambtenaren racisme op de werkvloer ervaart
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het dertigledendebat over het bericht dat een op de tien rijksambtenaren racisme op de werkvloer ervaart,
te weten:
- de motie-Van Baarle over institutionele maatregelen tegen discriminatie rijksbreed op een gestructureerde wijze verplicht stellen (30950, nr. 413);
- de motie-Van Baarle over strafontslag voor alle medewerkers van de rijksoverheid die aantoonbaar hebben gediscrimineerd of discriminerend beleid hebben doorgevoerd (30950, nr. 414);
- de motie-Bamenga over in de functieomschrijving van leidinggevende ambtenaren opnemen dat zij actief zorg dienen te dragen voor een veilige en inclusieve werkomgeving vrij van racisme en discriminatie (30950, nr. 415);
- de motie-Bamenga over een duidelijke rijksbrede escalatieladder met sancties voor gevallen van racisme en/of discriminatie (30950, nr. 416);
- de motie-Rajkowski/Van Baarle over de rijksbrede klachtencommissie ongewenste omgangsvormen per 1 januari 2025 in werking laten treden (30950, nr. 417);
- de motie-Chakor over doorzettingsmacht voor de minister van Binnenlandse Zaken om de sociale veiligheid te kunnen waarborgen (30950, nr. 418).
(Zie vergadering van 12 september 2024.)
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Bamenga stel ik voor zijn motie (30950, nr. 416) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
De motie-Van Baarle (30950, nr. 413) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat experts volgens de regering stellen dat het zinvol en soms zelfs noodzakelijk is om maatregelen op organisatieniveau tegen discriminatie verplicht te stellen;
verzoekt de regering rijksbreed commitment te organiseren in de aanpak van discriminatie binnen de rijksoverheid, door op een gestructureerde wijze afspraken te maken over maatregelen op organisatieniveau, zodat binnen iedere rijksorganisatie dezelfde doelen tegen discriminatie worden gesteld, maatregelen worden afgestemd, de inspanningen hiervoor op dezelfde wijze worden verantwoord en leidinggevenden een eenduidige norm kunnen uitdragen;
verzoekt de regering tevens om deze afspraken binnen zes maanden te maken,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt nr. ??, was nr. 413 (30950).
De motie-Bamenga (30950, nr. 415) is in die zin gewijzigd (30950, nr. ??) en nader gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat recent onderzoek wederom heeft laten zien dat 10% van de ambtenaren in het afgelopen jaar racisme heeft ervaren;
constaterende dat mensen zich pas verantwoordelijk voelen als het tegengaan van racisme en discriminatie duidelijk onderdeel is van hun functieomschrijving en beoordelingscyclus;
verzoekt de regering te bevorderen dat in de beoordelingscycli van alle ambtenaren met een leidinggevende functie de expliciete verantwoordelijkheid wordt opgenomen om actief zorg te dragen voor een veilige en inclusieve werkomgeving vrij van racisme en discriminatie,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt nr. ??, was nr. ?? (30950).
De motie-Chakor (30950, nr. 418) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de uitkomsten van meerdere onderzoeken, waaronder de personeelsenquête, aantonen dat racisme en discriminatie op de werkvloer binnen de rijksoverheid nog steeds aanwezig zijn;
overwegende dat de minister van BZK een coördinerende rol heeft in de aanpak van racisme en discriminatie binnen de rijksoverheid;
overwegende dat wetenschappers en experts benadrukken dat er concreet beleid moet komen op institutioneel niveau, met afrekenbare doelen en verantwoording om sociale onveiligheid, discriminatie en racisme tegen te gaan;
van mening dat de minister van BZK niet alleen een coördinerende en aanjagende rol moet vervullen, maar ook meer doorzettingsmacht nodig heeft om daadwerkelijk verandering te bewerkstelligen en sociale veiligheid te waarborgen;
verzoekt de regering te onderzoeken of de minister van BZK naast haar coördinerende rol als aanjager tegen racisme en discriminatie ook meer doorzettingsmacht kan krijgen, en de Kamer hierover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt nr. ??, was nr. 418 (30950).
Ik stel vast dat wij nu over deze gewijzigde moties kunnen stemmen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Van Baarle (30950, nr. ??, was nr. 413).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66 en de ChristenUnie voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Van Baarle (30950, nr. 414).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fractie van DENK voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de nader gewijzigde motie-Bamenga (30950, nr. ??, was nr. 415).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie en het CDA voor deze nader gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Rajkowski/Van Baarle (30950, nr. 417).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Chakor (30950, nr. ??, was nr. 418).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD en de ChristenUnie voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
Mevrouw Koekkoek.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Voorzitter. Ik wil nog even terug naar de stemming onder agendapunt 7, over arbeidsmigratie. Bij de motie op stuk nr. 142 (29861) wordt Volt graag geacht voor te hebben gestemd.
De voorzitter:
Dat is bij dezen toegevoegd aan het stenogram. Dank voor de mededeling.
Stemming brief Aanwijzing directeur Concernstaf tot plaatsvervangend Griffier
Aan de orde is de stemming over de brief van het Presidium over de aanwijzing van de directeur Concernstaf tot plaatsvervangend Griffier (36596, nr. 1).
De voorzitter:
Ik stel voor conform het voorstel van het Presidium te besluiten en in te stemmen met de aanwijzing van de heer A.L. Duijmaer van Twist als plaatsvervangend Griffier bij tijdelijke afwezigheid van de Griffier.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Tot zover de stemmingen. Ik schors een enkel ogenblik en daarna gaan we over tot de regeling van werkzaamheden.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Mededelingen
Mededelingen
Mededelingen
De voorzitter:
Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.
Regeling van werkzaamheden
Regeling van werkzaamheden
Regeling van werkzaamheden
De voorzitter:
Aan de orde is de regeling van werkzaamheden.
Ik stel aan de Kamer voor de Eerste Kamer te laten weten dat de leden Mutluer, Boswijk, Ellian, Bikker en Diederik van Dijk de plaats zullen innemen van de leden Kuiken, Kuik, Van Wijngaarden, Van der Graaf en Van der Staaij bij de verdediging van het Voorstel van wet houdende regels over het bestuursrechtelijk verbieden van organisaties die een cultuur van wetteloosheid creëren, bevorderen of in stand houden (Wet bestuurlijk verbod ondermijnende organisaties) (35079).
Ik deel mee dat het debat over de opslag van consumentenvuurwerk in woonwijken is komen te vervallen.
Op verzoek van het lid El Abassi stel ik voor zijn motie op stuk nr. 724 (29754) opnieuw aan te houden.
Ik deel mee dat de aangehouden motie op stuk nr. 3227 (19637) is vervallen.
Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.
De voorzitter:
Ik geef graag het woord aan mevrouw Teunissen van de fractie van de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter. Het demonstratierecht is een van de fundamenten van onze democratie. Toch staat dit grondrecht steeds meer op de tocht. Deze zomer werd in een onderzoek geconcludeerd dat er blijvend harder wordt ingegrepen tegen demonstranten. Dit kabinet kijkt naar het verder inperken van het demonstratierecht. Er is al een breed gesteund plenair debat, maar dat dreigt nu te vervallen. Daarom wil de Partij voor de Dieren nu alsnog een breed debat voor het einde van het jaar inplannen.
De voorzitter:
Ik wijs er wel op dat onze agenda tot de kerst mudjevol zit, want we moeten iets van achttien begrotingen doen.
Mevrouw Beckerman (SP):
Steun.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Voorzitter, van harte steun. Dit debat is al een paar keer van de agenda af gegaan, maar we moeten het hier echt een keer over hebben. Van harte steun.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Steun.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Van harte steun.
Mevrouw Palmen (NSC):
Steun.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Mede namens ChristenUnie en CDA steun.
Mevrouw Helder (BBB):
Volgens mij was dit ook in plaats van een ander debat of was het samengevoegd met een ander debat, dus dit moet echt wel gebeuren. Steun.
De heer Sneller (D66):
Steun.
De heer El Abassi (DENK):
Voorzitter. Het duurt mij veel te lang. Steun voor het debat. Ik hoop dat het zo snel mogelijk ingepland kan worden.
De heer Deen (PVV):
Steun, voorzitter.
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Ook steun voor dit debat, voorzitter. Dit zou eigenlijk al voor het reces gepland zijn, dus het kan niet snel genoeg zijn.
De voorzitter:
Het is altijd voor een reces; die toezegging kan ik doen.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Duidelijk signaal.
De voorzitter:
Het lijkt wel alsof u gesteund wordt, mevrouw Teunissen.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ja, dank.
De voorzitter:
Het is duidelijk.
De heer Paternotte van de fractie van D66.
De heer Paternotte (D66):
Voorzitter. Vorige week bleek met duizenden ...
De voorzitter:
Even voor de helderheid. U had twee verzoeken. Uw eerste verzoek vervalt.
De heer Paternotte (D66):
Correct.
De voorzitter:
Gaat uw gang.
De heer Paternotte (D66):
Voorzitter. Vorige week liet de ontploffing van duizenden pagers in Libanon zien hoe elektronica gecombineerd met een cyberaanval een enorm impactvol wapen kan zijn. Het is niet helemaal toevallig dat enkele dagen later de Amerikaanse president Biden heeft aangegeven dat hij Chinese software in auto's in de Verenigde Staten wil gaan verbieden. De vraag welke gevaren afhankelijkheid van elektronica kan opleveren voor onze samenleving is er één waar we het niet vaak over hebben, maar waar we het wel over moeten hebben. Ik zou een brief willen vragen van de regering over het beleid van de overheid ten aanzien hiervan, en vervolgens een debat met de drie meest relevante bewindspersonen.
De voorzitter:
Namelijk de minister van Justitie en Veiligheid en de minister en staatssecretaris van Binnenlandse Zaken.
De heer Paternotte (D66):
Veel dank voor het benoemen van de drie bewindspersonen die ik hierbij had aangegeven, voorzitter.
De voorzitter:
Ik ben er altijd om u te helpen.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Een zeer relevant onderwerp. Steun.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Steun.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Steun voor een brief. Daarna kunnen we kijken wat we doen. Het kan misschien ook in een commissiedebat.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Voorzitter. Ik denk dat we sneller zijn als we het in oktober in het commissiedebat over cybercrime doen. Steun in ieder geval voor de brief; geen steun voor een plenair debat.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Steun.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Ik sluit me aan bij de VVD en SGP.
De heer Krul (CDA):
De ChristenUnie en het CDA sluiten zich daar ook bij aan.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Ook steun, voorzitter.
De voorzitter:
U heeft nog geen meerderheid.
De heer Paternotte (D66):
Het CDA zei "steun", dacht ik. Maar dat is alles bij elkaar geen meerderheid? Bijna, hè?
De voorzitter:
Het CDA gaf geen steun, meneer Krul? Nee, geen steun. Dat geldt ook voor de ChristenUnie.
De heer Paternotte (D66):
De heer Boswijk had gezegd: wel steun. Maar goed, dat moet dan even binnen die fractie ... Dan zou ik het graag op de lijst van dertigledendebatten zetten, voorzitter.
De voorzitter:
Ja. Daar staat bijna niets op.
De heer Eerdmans (JA21):
Ik weet niet of ik daarbij kan helpen, maar wat als ik voor ben?
De voorzitter:
U kunt meehelpen om het op de lijst van dertigledendebatten te zetten. Bij dezen.
De heer Paternotte (D66):
Dan komt het op de lijst van 59 ledendebatten. Dat is ook mooi.
De voorzitter:
Nou, ik dacht 31 leden, maar dat geeft niet.
Mevrouw Paulusma van de fractie van D66.
Mevrouw Paulusma (D66):
Voorzitter, dank u wel. Al eerder trokken de gemeenten aan de bel over de dalende vaccinatiegraad en alle moeilijkheden die zij ondervinden om mensen te bereiken. Nu slaat ook de GGD groot alarm wat betreft infectieziektebestrijding en onze pandemische paraatheid. Ik wil daar graag zo snel mogelijk een debat over, zowel met onze minister van VWS als onze staatssecretaris.
De voorzitter:
Prima. Mevrouw Rijkers ... Rikkers-Weghorst.
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
Rikkers-Oosterkamp, dank u wel.
De voorzitter:
Ik moet nog even oefenen, sorry.
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
Geeft helemaal niks. Geen steun. Volgens ons kan het gewoon bij de begroting en bij het commissiedebat in november.
Mevrouw Tielen (VVD):
Zo snel mogelijk is volgens mij eind oktober bij de behandeling van de begroting van VWS, dus geen steun voor een apart debat.
Mevrouw Slagt-Tichelman (GroenLinks-PvdA):
Wel steun voor een apart debat. Het zou ook in november kunnen.
Mevrouw Beckerman (SP):
Steun.
Mevrouw Daniëlle Jansen (NSC):
Geen steun voor een apart debat.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Voorzitter, van harte steun namens CDA, SGP en ChristenUnie.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Steun.
De heer El Abassi (DENK):
Steun, voorzitter.
De heer Claassen (PVV):
Geen steun.
De voorzitter:
U heeft geen meerderheid, mevrouw Paulusma.
Mevrouw Paulusma (D66):
Nee, maar volgens mij wel 30 leden.
De voorzitter:
Dat zeker.
Mevrouw Paulusma (D66):
Dat lijkt mij een uitstekend idee. Zal ik dan doorgaan met het volgende?
De voorzitter:
Maak van uw hart geen moordkuil.
Mevrouw Paulusma (D66):
Maak van mijn hart geen moordkuil. Dat zal ik doen.
Voorzitter. Ik heb hier eerder gestaan om een debat aan te vragen rondom palliatieve zorg. Daar was toen unaniem steun voor in de Kamer. We gaan richting het einde van het jaar. Zoals vele VWS-woordvoerders weten, spelen dan de problemen rondom palliatieve zorg het meest op. Mensen zijn ook ongerust. Ik wil dus graag zo snel mogelijk dit debat inplannen. Ik weet dat de agenda druk is, maar het zou mij een lief ding waard zijn als het nog voor de begroting lukt.
De voorzitter:
Voor de begroting zelfs nog. De begroting van VWS, neem ik aan.
Mevrouw Paulusma (D66):
Graag.
De voorzitter:
Hoe raad ik dat, hè? Had ik al verteld dat ons schema heel erg vol zit tot de kerst?
Mevrouw Paulusma (D66):
Ja, ik had het gehoord, voorzitter, maar ik ben heel erg benieuwd naar mijn collega's.
De voorzitter:
Ja, ik ook.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Voorzitter, mede namens CDA en SGP: steun.
De heer Bevers (VVD):
Voorzitter, ook steun namens de VVD.
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
Steun, voorzitter.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Steun.
Mevrouw Slagt-Tichelman (GroenLinks-PvdA):
Steun.
Mevrouw Beckerman (SP):
Steun.
De heer Thiadens (PVV):
Geen steun.
Mevrouw Joseph (NSC):
Ik steun.
De voorzitter:
U heeft een meerderheid.
Mevrouw Paulusma (D66):
Dan wens ik u veel succes. Dank u wel.
De voorzitter:
Ja, u wordt van harte bedankt, mede namens de Griffie.
We gaan luisteren naar het lid Krul van de fractie van het CDA.
De heer Krul (CDA):
Mede namens de ChristenUnie doe ik het volgende verzoek. Aanstaande donderdag staat er een belangrijk debat gepland over het Zuyderlandziekenhuis. Dit debat is al meerdere malen uitgesteld. Het is een complex dossier, met ontzettend veel invalshoeken. Daaraan willen we recht doen, maar we willen ook recht doen aan de mensen die weer urenlang in de bus zitten om het debat hier te volgen. Daarom leek ons één minuut extra spreektijd redelijk. Ik zeg er eerlijk bij: ik heb even overwogen om strategisch voor twee minuten te gaan in de hoop dat we in het midden zouden uitkomen. Maar ik vraag uiteindelijk gewoon wat ik wil, namelijk die ene minuut erbij.
De voorzitter:
Omdat u zo eerlijk bent, sta ik dat bij dezen meteen toe. Het gaat wel ten koste van het aantal interrupties. Dat moeten mensen die om meer spreektijd vragen zich altijd wel realiseren. Meer spreken is gewoon minder interrumperen.
De heer Krul (CDA):
We zullen de interrupties ongetwijfeld kort en bondig houden.
De voorzitter:
Heel goed. Dat waardeer ik ten zeerste.
Het lid Van Houwelingen van de fractie van Forum voor Democratie.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Voorzitter. Afgelopen weekend is bij de VN-top in New York het Pact for the Future besproken, dat leest als een radicale, globalistische geloofsbelijdenis. Er staat in dat we de Agenda 2030 moeten versnellen en dat we de SDG's moeten invoeren. Er wordt ook gepleit voor de transformation of global governance. Kortom, een heel griezelig document. We hebben van het kabinet alleen een draftversie van het document ontvangen. We willen er graag een debat over. En we willen er als Kamer vooral over kunnen stemmen. Dat lijkt me hard nodig.
De voorzitter:
Heel goed. Ik kijk of daar een meerderheid voor is.
De heer Vermeer (BBB):
Steun.
De heer Kahraman (NSC):
Geen steun, voorzitter.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Ook geen steun.
De heer Paternotte (D66):
Voorzitter. Ik denk dat het beter was geweest om dit debat voorafgaand aan de Algemene Vergadering te voeren. Daar was ook kans voor, maar daar heeft Forum voor Democratie geen gebruik van gemaakt.
De heer Krul (CDA):
Mede namens de ChristenUnie en de SGP: geen steun.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Geen steun.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Ook geen steun.
De heer De Roon (PVV):
Geen steun.
De voorzitter:
U heeft geen meerderheid, meneer Van Houwelingen, dus ik moet u helaas teleurstellen. Het woord is aan u.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Heel kort, voorzitter. Het is erg jammer, omdat dit document, zo begrijpen we, bindende implicaties heeft en we er niet over hebben kunnen stemmen. We hebben van de regering alleen een draftversie gehad, een paar weken van tevoren, zeg ik tegen de heer Paternotte. Dit sluipt er dus, hup, zomaar weer doorheen. Heel jammer.
De voorzitter:
De heer Dijk van de SP.
De heer Dijk (SP):
Dank u wel, voorzitter. Afgelopen dagen waren er weer berichten over een stijgende zorgpremie voor mensen. Alleen dat zou op zich al een reden zijn om hierover een groot debat te voeren. We kunnen dat in commissiedebatten doen — dat ken ik allemaal wel — maar volgens mij is er een permanent patroon van stijgende zorgkosten, die door de premies vooral bij de mensen terechtkomen. De SP zou heel graag een groot debat willen over hoe je deze tendens kan keren en daar met elkaar wat meer tijd voor nemen. We zien ondertussen dat ook verzekeraars zeggen: "Dit stelsel, dit zorgsysteem werkt niet meer. Het is verrot. Het zorgt voor steeds verder stijgende kosten en meer bureaucratie. We moeten naar samenwerking in plaats van concurrentie." Eén verzekeraar zegt dat constant in de krant. Als je met andere verzekeraars praat, zeggen die dat ze het daar eigenlijk mee eens zijn. Ik vind daarom dat wij hier een debat moeten voeren over dit onderwerp. Mijn verzoek is dus om een groot stelseldebat te voeren over hoe wij onze zorg in de toekomst anders gaan inrichten, met meer samenwerking, minder concurrentie en minder marktbureaucratie.
Mevrouw Tielen (VVD):
Namens de VVD-fractie, maar ook die van SGP, ChristenUnie en CDA: geen steun. Dit is de kern van het begrotingsdebat, dat we over vier weken hebben. Ik kijk ernaar uit!
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Van ons ook geen steun. Het komt terug tijdens de begrotingsbehandeling.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter, wat ons betreft steun voor een apart debat.
Mevrouw Slagt-Tichelman (GroenLinks-PvdA):
Ook steun namens GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Daniëlle Jansen (NSC):
Geen steun.
De heer Claassen (PVV):
Geen steun. Het kan bij het begrotingsdebat.
Mevrouw Paulusma (D66):
Voorzitter. Wel steun, want de grote premiestijging gaat nog komen door de halvering van het eigen risico. Ik wil dus graag in debat met de minister.
De heer Van Houwelingen (FVD):
...
De voorzitter:
"Steun", zei de heer Van Houwelingen, zeg ik even voor de duidelijkheid.
De heer El Abassi (DENK):
Voorzitter. Wat ons betreft kan de Nederlander niet wachten op een debat. Ze kunnen de rekeningen nu niet betalen en ze kunnen de zorgverzekering nu niet betalen, dus steun voor het debat.
De voorzitter:
Helder. U heeft geen meerderheid, meneer Dijk.
De heer Dijk (SP):
Maar wel 30 leden?
De voorzitter:
Dat zeker.
De heer Dijk (SP):
Nou, dan doen we dat.
De voorzitter:
Er staat bijna niks op die lijst. Eindelijk hebben we eens een leuk dertigledendebat om naar uit te kijken!
Dan gaan we luisteren naar de heer El Abassi van de fractie van DENK.
De heer El Abassi (DENK):
Voorzitter. Uit onderzoek van Follow the Money blijkt dat overheidsinstanties zoals de Belastingdienst, politie en gemeenten jarenlang gegevens over nationaliteit en geboorteland hebben geregistreerd bij de bestrijding van ondermijnende criminaliteit. Dit deden ze zonder wettelijke basis. Dit heeft geleid tot discriminatie, met name gericht op Turkse Nederlanders. Dit rapport is nooit publiekelijk bekendgemaakt. Dit is natuurlijk onacceptabel. Ik wil hier zo snel mogelijk over in debat met de minister van Justitie en Veiligheid.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Steun.
Mevrouw Helder (BBB):
Dat kan bij het commissiedebat Criminaliteitsbestrijding, dus geen steun.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Geen steun.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Geen steun.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Geen steun, mede namens de ChristenUnie en het CDA. Dit kan bij een commissiedebat.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Geen steun voor een apart debat. Ik zou de suggestie willen doen om het samen te voegen met eerdere debatten die uw fractie hierover heeft aangevraagd. Die staan volgens mij op de dertigledendebattenlijst.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Daar sluit ik me bij aan.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Dit kan bij een commissiedebat of bij de begrotingsbehandeling.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Een belangrijk debat. Dit kan bij het debat over etnisch profileren betrokken worden. Volgens mij is dat veel sneller.
De voorzitter:
Dus geen steun. U heeft geen meerderheid, meneer El Abassi.
De heer El Abassi (DENK):
Voorzitter, ik heb even niet helemaal helder of ik 30 leden heb.
De voorzitter:
Nee, zelfs dat niet.
De heer El Abassi (DENK):
Nee, ik zie al dat er wordt nee geschud. Jammer. Ik zal dit zeker inbrengen bij het eerstvolgende debat dat ik dit kan inbrengen. Dank u wel.
De voorzitter:
Heel goed.
Dan gaan we luisteren naar de heer Van der Lee.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Volgende week hebben we de Algemene Financiële Beschouwingen, nadat we vorige week Prinsjesdag hadden. In de Miljoenennota stond voor het jaar 2024 een verwacht tekort van 1,6%, maar wat blijkt? In het afgelopen kwartaal zitten we op een overschot van 0,90%. Als je dat omrekent in euro's, is dat een gat ... Nee, het is in positieve zin. Het is dus geen gat, maar 26 miljard euro extra. Ik wil dus graag een brief van de minister van Financiën over hoe dit nou weer kan. Waarom liggen de raming en de realisatie zo ver uit elkaar? Ik zie in een krant dat het ministerie zegt: de tegenvaller van box 3 is daarin niet meegenomen. Dat betreft heel veel geld, ruim 6 miljard, maar dan heb je nog steeds 20 miljard over. Ik wil dus weten wat dat betekent, ook voor de doorwerking in de komende jaren, zodat we volgende week met de minister van Financiën op een adequate manier over de begroting kunnen spreken.
De voorzitter:
U wilt dus een brief van de minister van Financiën. Vat ik het zo goed samen?
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Zeker.
De voorzitter:
Prima. Ik zal dit deel van het stenogram doorgeleiden naar het kabinet.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel.
De voorzitter:
U bedankt.
De heer Sneller dan.
De heer Sneller (D66):
Voorzitter. Aanstaande donderdag behandelen we een initiatiefwetsvoorstel van de collega's Timmermans en Bikker over strafverzwaring bij een discriminatoir oogmerk. Normaal gesproken geeft de minister pas in zijn beantwoording het advies namens het kabinet, maar op de besluitenlijst van de ministerraad staat dat hij daarover een brief aan de Kamer zal sturen. Dan lijkt het me verstandig dat we die brief voor de behandeling ontvangen.
De voorzitter:
Heel goed. Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de beraadslagingen doorgeleiden naar het kabinet.
Dan de heer De Hoop van de fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Gisteren zei de staatssecretaris van IenW op televisie dat hij nog steeds achter de "minder, minder"-uitspraken van zijn partijleider staat. Deze uitspraken zijn niet alleen rabiaat en volgens de hoogste rechter van dit land strafbaar, maar het is ook zorgelijk om te zien dat een staatssecretaris die namens het hele kabinet spreekt, zegt dat hij achter deze uitspraken staat. Staatsrechtelijk gezien staat dus het gehele kabinet achter deze uitspraken. En als het kabinet zich niet achter deze uitspraken schaart, hebben we dus een probleem met de eenheid van het regeringsbeleid. Ik wil daarom graag een debat hierover met de staatssecretaris en de minister-president. Voorafgegaan daaraan wil ik een brief van de staatssecretaris en van de minister-president, vóór vanavond 19.00 uur, waarin zij aangeven wat nu precies het standpunt is van het kabinet over deze uitspraken. Als dit geen kabinetsbeleid is, wat ik echt hoop, ga ik ervan uit dat de staatssecretaris afstand neemt van deze uitspraken en hoor ik graag van de minister-president hoe hij de eenheid in het kabinet voortaan gaat waarborgen.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter. Het is een zeer zorgelijke uitspraak. Wij steunen dan ook van harte het verzoek om het debat en de brief.
De heer El Abassi (DENK):
Voorzitter. Verwerpelijk. Ik heb in juni aan de staatssecretaris gevraagd om hier afstand van te nemen. Dat heeft hij toen niet gedaan als staatssecretaris in wording en hij doet het nu niet als staatssecretaris. Dat is verwerpelijk. Ik verwacht echt dat collega's nu op gaan staan en dit debat gewoon gaan steunen.
Mevrouw Beckerman (SP):
Nou, ik ben opgestaan en ik steun het.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Ja, steun.
De heer Sneller (D66):
Steun, voorzitter.
De heer Heutink (PVV):
Geen steun.
Mevrouw Veltman (VVD):
Voorzitter, geen steun. Ik ga er daarbij van uit — want ik vind het ook verwerpelijke uitspraken — dat de staatssecretaris door het kabinet wordt aangesproken, in ieder geval wel door de leden van mijn partij.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Geen steun. Ik sluit me kortheidshalve aan bij de woorden van mevrouw Veltman.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ook geen steun, want dit lijkt me iets wat in het kabinet moet worden besproken.
De heer Krul (CDA):
Het moet wel in het kabinet worden besproken, maar ik denk wel dat het goed is dat er vervolgens een brief richting de Tweede Kamer komt. Dat willen wij graag eerst afwachten, dus mede namens de SGP en de ChristenUnie: geen steun voor een debat.
De voorzitter:
U heeft geen meerderheid, meneer De Hoop.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Nee, voorzitter, dat heb ik gehoord. Ik verbaas mij wel enigszins over de uitspraken van VVD, BBB en NSC, omdat de eenheid van kabinetsbeleid toch ook iets is wat de coalitiepartijen belangrijk zouden moeten vinden. Maar ik verwacht dus vanavond voor 19.00 uur nog die brief, omdat het echt heel erg belangrijk is dat we weten dat de eenheid van kabinetsbeleid er is en dat we weten of de staatssecretaris van IenW daadwerkelijk achter deze oproep staat, die ook door de rechter behoorlijk beoordeeld is. Ik wil dat vanavond nog horen.
De voorzitter:
Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de beraadslagingen doorgeleiden.
Mevrouw Beckerman van de fractie van de SP.
Mevrouw Beckerman (SP):
Goedemiddag. We hebben zojuist bericht gekregen dat de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening niet naar het debat over het uitbannen van dakloosheid wil komen. Mevrouw Westerveld van GroenLinks-PvdA en ikzelf zijn daar op zijn zachtst gezegd kwaad over, want we kunnen dakloosheid niet oplossen zonder voldoende daken. Dat dan opnieuw een minister die gaat over het aantal daken weigert om in te gaan op het verzoek van de Kamer om daarover te kunnen spreken, vinden wij eigenlijk best een onmogelijke situatie. We zagen dat eerder met minister Hugo de Jonge; we zien het nu met minister Keijzer. Daarom doe ik samen met Lisa Westerveld opnieuw een klemmend beroep op minister Keijzer van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening om naar het debat over het oplossen van dakloosheid te komen.
De voorzitter:
Het loopt nog niet storm.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter. Dat lijkt me een heel helder verzoek. Het lijkt me heel logisch dat deze bewindspersonen aanwezig zijn, dus van harte steun.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Voorzitter. Vanuit het confessionele midden van CDA, SGP en ChristenUnie: steun.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Van harte steun.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Steun. Als het mag, wil ik nog wel aan collega Beckerman aangeven dat het zonde is dat we het debat gaan voeren terwijl we de cijfers nog niet binnen hebben, de cijfers van de ETHOS-meting die op 9 oktober binnenkomen. Dat is zonde.
De heer El Abassi (DENK):
Voorzitter, steun.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Steun.
Mevrouw Beckerman (SP):
Voorzitter. Dit lijkt me een heel duidelijk signaal, toch?
De voorzitter:
U heeft geen meerderheid voor uw verzoek.
Mevrouw Beckerman (SP):
Nee. Toch spreken wel veel Kamerleden uit dat het belangrijk is dat de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening bij een debat is, omdat we het probleem van dakloosheid niet gaan oplossen als er onvoldoende daken voor deze mensen zijn.
De voorzitter:
Prima. Dat zal ik sowieso doorgeleiden.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Het verzoek was ook namens ons, hè. Dan tel ik volgens mij wel een meerderheid.
Mevrouw Beckerman (SP):
72.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Mag ik dan nog één opmerking maken, voorzitter? We hebben vorig jaar ook een debat gehad. Dat was met alleen de bewindspersoon van VWS. Een meerderheid van de Kamer vond toen dat er op een heel veel vragen geen antwoord kwam. Dat was omdat de bewindspersoon die gaat over daken, over wonen, inderdaad niet aanwezig was. Ik zou het toch wel heel prettig vinden als een meerderheid van de Kamer weer zegt, om dit probleem op te lossen: het is niet alleen een zorgprobleem maar ook een woonprobleem, laat gewoon beide bewindspersonen hier in de bankjes zitten.
De voorzitter:
Ja. Helder. Ik zal dit alles doorgeleiden naar het kabinet. Dank u wel.
Tot zover de regeling van werkzaamheden. Ik schors enkele momenten en dan gaan we over tot het volgende debat.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Regeling om eerder te stoppen met werken voor mensen met zwaar werk
Regeling om eerder te stoppen met werken voor mensen met zwaar werk
Aan de orde is het debat over een regeling om eerder te stoppen met werken voor mensen met zwaar werk.
Termijn inbreng
De voorzitter:
Aan de orde is het debat over een regeling om eerder te stoppen met werken voor mensen met zwaar werk. Een hartelijk woord van welkom aan de minister van Sociale Zaken. Fijn dat u bij ons bent. Ik geef graag als eerste het woord aan de heer Van Kent van de fractie van de SP. Hij heeft, zoals iedereen, vier minuten spreektijd. Het woord is aan hem.
De heer Van Kent (SP):
Dank, voorzitter. Ze hebben mijn vader vermoord is een boekje van Édouard Louis. Hij beschrijft hoe de Franse elite bepalend is geweest voor het lot van zijn vader, tijdens zijn leven, maar uiteindelijk ook bij zijn dood. Ik heb daar de afgelopen tijd vaak aan moeten denken bij alle stakingen in het land: bij DAF, bij de schoonmakers, bij Schiphol, bij het openbaar vervoer, bij Chemours en op al die andere plekken waar gestaakt werd. Want wat wij hier vandaag bespreken, gaat over het leven van al deze mensen. Het gaat over het lot van al deze mensen. Hier in deze Kamer wordt dat bepaald. Het wordt bepaald door mensen die vaak op latere leeftijd zijn begonnen met werken, die lang hebben gestudeerd, die vaak een langere levensverwachting hebben, die een groter pensioen opbouwen dat ze ook makkelijk eerder kunnen opnemen, waardoor zij wel eerder kunnen stoppen. Hier wordt bepaald wat het lot is van de werkende klasse, van al die mensen die wel echt zwaar werk hebben en wel op tijd moeten kunnen stoppen met werk. Hun lot is in handen van ons vandaag en ook in handen van de minister bij de onderhandelingen die hij voert met de vakbonden.
Voorzitter. Doorwerken tot je er soms letterlijk bij neervalt, tot je invalide aan je pensioen moet beginnen of tot je overlijdt voordat je überhaupt in de buurt van je pensioenleeftijd komt: dat is het lot van heel veel mensen. Daar heeft de SP maar één woord voor: dat is misdadig. Misdadig, omdat mensen op deze manier een hele hoge rekening betalen met hun lijf en leven voor een politieke wens om mensen maar eindeloos te laten doorwerken. We hebben de VVD ook in de Telegraaf — even in mijn eigen woorden — horen zeggen "niet zo zeuren en gewoon doorwerken", terwijl het lichaam het simpelweg niet aankan. Dat is misdadig.
Er is veel in deze Kamer gesproken over …
De heer Aartsen (VVD):
Ik heb wat moeite met het woord "misdadig", want volgens mij is een misdaad iets waarbij je de wet overtreedt. Dus dat zijn wel hele grote woorden, zeg ik erbij. Maar dan toch heel even hierover. Ik denk dat de SP en de VVD elkaar kunnen vinden als het gaat om zwaar werk. Een stratenmaker of politieagent van 64 moet gewoon met vroegpensioen kunnen. Ik denk dat we het daarover eens zijn. Ik ben benieuwd of de SP werken bij de ING Bank zwaar werk vindt. Dit is eigenlijk mijn vraag voor collega Van Kent.
De heer Van Kent (SP):
Het is moreel misdadig om mensen geen keuze te geven, maar te dwingen om door te werken tot het lichaam het niet meer aankan en vervolgens mensen via de ziektewet, in de WIA, aan hun gepensioneerde leven te laten beginnen. Dat is misdadig, want daarmee zorg je ervoor dat mensen een martelgang moeten ondergaan, in plaats van dat ze op een mooie manier hun werkzame leven kunnen afsluiten. Dus dat woord past volgens mij heel goed bij het lot dat heel veel mensen treft, dankzij de VVD. De discussie over wat wel of niet een zwaar beroep is, is hier jarenlang gevoerd. Iedereen die in die discussie wil blijven hangen, dus ook de VVD, wil eigenlijk helemaal geen regeling voor zware beroepen. Want als je die discussie wil blijven voeren, komen we er nooit uit. Het is niet aan de politiek hier om precies te bepalen waar welke grens ligt en wie er wel of niet aanspraak mag maken op een regeling; dat is aan de werkgevers en de werknemers. Het antwoord op uw vraag is: nee, iemand die bij een bank werkt, heeft doorgaans geen zwaar beroep.
De heer Aartsen (VVD):
Ik ben blij dat de SP dit antwoord geeft, want inderdaad: precies bij die werkgevers en werknemers zit mijn kritiek. Wat zij de afgelopen vier jaar hebben bepaald, is dat iemand die op zijn 59ste bij de ING Bank is gaan werken, wel met vroegpensioen mocht, terwijl iemand die bij de politie werkt — in mijn ogen oprecht een zwaar beroep met alles waarmee diegene nu te maken krijgt — minstens 35 dienstjaren moet hebben voordat betrokkene gebruik kan maken van de zwareberoepenregeling. Dat vind ik, dat vindt de VVD, oneerlijk. Dat vindt de VVD onrechtvaardig. Ik vind ook dat wij hier met elkaar moeten durven zeggen — dat was ook mijn opinieartikel vanmorgen in De Telegraaf — "Het spijt me, beste mensen die aan het einde vijf jaar bij de ING Bank werken, u heeft geen zwaar beroep. We gaan die zwareberoepenregeling gebruiken voor de politieagenten die dat kei- en keihard nodig hebben." Ik hoop ook dat de SP nu eindelijk een keer met ons durft te zeggen: laten we die regeling nou echt gebruiken voor de mensen die het keihard nodig hebben.
De heer Van Kent (SP):
Ik hoop dat de VVD de werkgever in dit geval aanspreekt. Ik heb net al gezegd dat je inderdaad, als je bij de ING werkt, doorgaans geen zwaar beroep hebt. Laat dat duidelijk zijn. Maar wij gaan er helemaal niet uit komen. Wij zijn het helemaal niet eens. Want wat de VVD doet, is eindeloos de AOW-leeftijd verhogen. Wat de VVD doet, is vervolgens enkele voorbeelden uitkiezen om een goede zwaarwerkregeling onmogelijk te maken, zodat mensen uiteindelijk doorwerken tot ze er letterlijk bij neervallen. Op deze plek, al jaren geleden, nog in het vorige gebouw, zei toenmalig VVD-fractievoorzitter Mark Rutte: nee, mensen moeten gewoon op de VVD stemmen, want wij gaan ervoor zorgen dat je met 65 jaar kunt stoppen met werken. Inmiddels is de AOW-leeftijd van een stratenmaker die nu 30 is straks 70 jaar. Als er een vroegpensioenregeling komt, moet hij alsnog door tot 67. Dus komt u bij mij niet aan met dat de VVD en de SP op één lijn zitten. Nee, de VVD is de vijand van hardwerkend Nederland. De VVD gunt al die mensen met zware beroepen geen ruime regeling. Tot nu toe wordt het allemaal tegengehouden. Tot nu toe hebben we van de minister een brief gekregen met een voorstel dat een belediging is voor al die mensen die gestaakt hebben. Vergeet niet, het is een grote stap om te gaan staken, om loon in te leveren, om tegen je baas te zeggen: ik leg het werk neer. Dat is een hele grote stap. In februari stond dit debat al op de planning. Al die tijd heeft de VVD dat tegengehouden. De VVD houdt vooruitgang en een goede vroegpensioenregeling tegen en daar moet de VVD zich voor schamen.
De heer Aartsen (VVD):
Dan ga ik een laatste poging wagen. Ik zou het zo mooi vinden als wij het eens kunnen worden met de SP dat mensen die bij de politie werken, mensen die stratenmaker zijn, mensen die bouwvakker zijn recht hebben op een goede vroegpensioenregeling. Het enige wat de SP en de vakbonden daarvoor moeten doen, is tegen bijvoorbeeld mensen die op kantoor werken, bijvoorbeeld mensen die bij een verzekeraar werken, bijvoorbeeld mensen die als provincieambtenaar werken — ik heb het hele lijstje hier voor me — zeggen: sorry, excuses, ik gun u de hele wereld, maar u mag geen gebruik maken van de vroegpensioenregeling. Ik daag de SP uit. Durft u nu eens te kiezen door ook tegen die mensen te zeggen: het spijt me, u heeft geen zwaar beroep. Dan kunnen we morgen iets regelen voor al die politieagenten, voor al die bouwvakkers en voor al die stratenmakers, die wat de VVD betreft echt recht hebben op een goed, fatsoenlijk vroegpensioen.
De heer Van Kent (SP):
Ik ga deze uitdaging aan. Ik wil zeker samen met de VVD de werkgevers en de werknemers in Nederland oproepen om in de cao afspraken te maken die gaan over mensen met zware beroepen, zodat zij op tijd kunnen stoppen met werken. Dan daag ik ú uit om het voorstel dat de Partij van de Arbeid en de SP hebben gedaan om een structurele regeling en een financiële regeling die een ruimer bedrag mogelijk maakt dan ook mee te tekenen. Daar spreken we morgen over. Morgen is er een wetsbehandeling waarbij dat voorstel op tafel ligt. Dan daag ik de VVD uit: teken dat mee, dan doen wij samen die oproep aan de werkgevers en de werknemers om in de cao die regeling te richten op mensen met zwaar werk. Ik hoor straks graag van u of u die uitdaging aangaat.
De discussie over wat wel of niet zwaar werk is, de discussie over Leven Lang Ontwikkelen, over duurzame inzetbaarheid, vanzelfsprekend. De SP staat vooraan bij alle debatten die over arbeidsomstandigheden gaan, om die te verbeteren, om werk lichter te maken, om zwaar repeterend werk te automatiseren, om dat te robotiseren, vanzelfsprekend. Maar er zal altijd zwaar werk blijven bestaan. Er zullen mensen bij nacht en ontij met een ambulance of met een politieauto op pad moeten. Er zal zwaar lichamelijk werk moeten worden gedaan, bijvoorbeeld in de zorg. Er zal zwaar psychisch belastend werk blijven in de publieke sector, bijvoorbeeld in het openbaar vervoer, bij de spoorwegen. Er zullen daken moeten worden belegd met dakbedekking, waarbij gesjouwd moet worden en gewerkt moet worden in houdingen waardoor het lichaam snel slijt. Dus al die verhalen? Tot uw dienst! D66 en anderen zullen daar straks ook op ingaan, want die zijn er ook al jaren en jaren mee bezig. We moeten het allemaal gaan doen. Wij staan vooraan als het gaat om het verbeteren van die arbeidsomstandigheden, maar er zal zwaar werk blijven. Er zal een zwareberoepenregeling nodig blijven, vandaag en tot in de verre toekomst, want de AOW-leeftijd gaat straks naar 70 jaar. Er is hier niemand, echt helemaal niemand, die ons wijs kan maken dat mensen in onze publieke dienstverlening, mensen die onze straten aanleggen of onze ouderen verzorgen, straks tot 70 jaar door kunnen werken. Mensen zijn niet hetzelfde. We zullen mensen ook verschillend moeten gaan behandelen. De ene heeft licht werk en de ander heeft zwaar werk. De ene houdt het langer vol dan de ander, dus die afspraak kan niet voor iedereen hetzelfde zijn. Die afspraak móét gemaakt worden tussen werkgevers en werknemers aan de cao-tafel.
De voorzitter:
Was dat uw bijdrage?
De heer Van Kent (SP):
Nee, ik zag een vraag.
De voorzitter:
Ja, maar u heeft nog vijf seconden. Mijn vraag is: gaat u straks die vijf seconden nog invullen?
De heer Van Kent (SP):
Zeker.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Een belangrijk onderwerp. Een van de politieke vragen die hier nu ligt, is: wie is eigenlijk aan zet en wie is degene die hier een keuze moet maken? Is het de minister, het kabinet? Is het de polder? Daarom ben ik, ook in het licht van de ontwikkelingen de komende jaren, benieuwd naar het volgende. We hebben personeelstekorten aan de ene kant en mogelijke innovaties en automatisering aan de andere kant. De heer Van Kent geeft terecht aan dat er zware beroepen zullen blijven, maar die zullen de komende tijd ook wisselen van omvang en aard. Ik ben benieuwd hoe u zo'n regeling ziet. U geeft aan dat deze structureel moet zijn. Laat ik duidelijk zijn: de ChristenUnie is ook van mening dat dat zo moet zijn. Dat hebben we ook aangegeven in onze tegenbegroting, die we vorige week gepresenteerd hebben. We hebben daar ook geld voor opgenomen. Maar ik wil u wel het volgende vragen.
De voorzitter:
U bedoelt: ik wil de heer Van Kent wel het volgende vragen.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Hoe zou die structurele regeling er volgens de heer Van Kent uit moeten zien, gezien alle ontwikkelingen in de komende tijd? Ga je dit periodiek wijzigen? Komen we hier over vijf of tien jaar weer op terug? Als we hier geen goede afspraken over maken, zal dit namelijk een los eindje blijven. Ik ben benieuwd hoe de heer Van Kent kijkt naar die structurele regeling en hoe die er ook in het licht van de tijd uit zou moeten zien.
De heer Van Kent (SP):
Terechte vraag. Kijk, we zijn het erover eens dat zwaar werk blijft bestaan. Het is wat ons betreft nadrukkelijk de bedoeling dat werkgevers en werknemers dat samen invullen. U heeft namelijk gelijk: alles verandert en niks staat stil. Er zullen tussendoor dus aanpassingen aan die cao-tafel nodig zijn. Het zal ook nodig zijn dat het vrijgestelde bedrag, waarover je die boete op vroegpensioen dus niet hoeft te betalen, geïndexeerd wordt, dat het meegroeit. We moeten er, denk ik, ook met elkaar naar kijken of die periode in de toekomst misschien verlengd moet worden. Daar moeten we ook eerlijk over zijn. Als die leeftijd over een aantal jaren 70 is, dan zal drie jaar eerder stoppen in heel veel gevallen te weinig zijn. Ook daar moet wat ons betreft naar gekeken worden.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Als ik de heer Van Kent goed begrijp, stelt hij voor om een structurele regeling op tafel te leggen waar de politiek vervolgens niet meer over verder praat; u laat de afspraken dus volledig aan de bonden en de polder. Dat zou namelijk betekenen dat dit een los eindje blijft. Of zegt u: ook de komende tijd blijft de politiek aan zet? Aan de ene kant hoor ik in uw verhaal dat er een structurele regeling moet komen. Aan de andere kant hoor ik niet hoe het vervolg van die structurele regeling er verder uit zou moeten zien en bij wie je dat belegt. Ik ben benieuwd of u uw visie daar nu op kunt verduidelijken.
De voorzitter:
U bent benieuwd of de heer Van Kent zijn visie daarop nu kan verduidelijken.
De heer Van Kent (SP):
Wat de SP betreft spreken wij in de politiek de kaders af. Dan zeggen we dus: er is een structurele regeling waarbij een bedrag tot €5.500 bruto per maand vrijgesteld is van die boete op vroegpensioen, zodat de regeling ook toegankelijk is voor mensen met lagere inkomens en er goede afspraken over gemaakt kunnen worden aan de cao-tafel. Daarbij doen we inderdaad de oproep aan werkgevers en werknemers om die afspraken alleen te maken voor mensen die dat ook echt nodig hebben. Als wij tot achter de komma willen bepalen over wie dat gaat, zullen we daar nooit uit komen, denk ik. Die weg moeten we dus niet inslaan. Maar we moeten zeker ook kijken hoe dat zich ontwikkelt en hoe dat eruit komt te zien. Tussendoor moeten we ook kijken of we misschien dat bedrag verder moeten verhogen of die periode verder moeten verlengen. Maar voor de komende tijd denk ik dat werkgevers en werknemers zeker vooruit kunnen met de randvoorwaarden zoals die in het amendement zijn voorgesteld.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Kan ik hieruit concluderen dat de heer Van Kent voor een continuering van deze regeling is, maar wel momenten wil inbouwen waarop de Kamer periodiek over de kaders komt te spreken?
De heer Van Kent (SP):
Ik weet niet of het nodig is om daar bij voorbaat al een moment voor te kiezen, maar voor alle wetten en regels die we hier afspreken, geldt dat we af en toe bekijken of het breder, smaller, langer of korter moet. Maar ik zou er zeker voor willen waken dat er bijvoorbeeld een afspraak komt om te sturen op maximale aantallen; dat hebben we ook van het ministerie gelezen. Als je een zwaar beroep hebt en je bent persoon 15.001, dan heb je dus nergens recht op omdat het ministerie van Financiën heeft gezegd: we stellen een harde grens. Aan dat soort afspraken moeten we echt niet beginnen.
De voorzitter:
Prima. U continueert.
De heer Van Kent (SP):
Tot slot de vraag aan de minister welk bedrag passend is zodat iedereen op tijd kan stoppen met werken. Hoe hoog moet die vrijstelling zijn? Wij hebben daar een voorstel voor gedaan en ik hoor graag van de minister welk bedrag hij voor ogen heeft.
Dank u wel.
De voorzitter:
Mevrouw Joseph van Nieuw Sociaal Contract.
Mevrouw Joseph (NSC):
Dank u, voorzitter. Nieuw Sociaal Contract ziet graag dat er een structurele regeling voor vervroegde uittreding komt. Er zijn mensen die de stijging van de pensioenleeftijd gewoon niet kunnen bijbenen omdat ze een zwaar beroep hebben. Maar een regeling voor vervroegde uittreding alleen is niet genoeg om de problemen met betrekking tot zware beroepen structureel aan te pakken. Het zou wat ons betreft ook niet het startpunt moeten zijn van de discussie over zware beroepen. Het uiteindelijke doel zou volgens ons moeten zijn dat alle mensen gezond de pensioenleeftijd kunnen halen. Ik denk dat daar nog veel te winnen is. Dat kan door meer in te zetten op duurzame inzetbaarheid, waarbij werkgevers en werknemers al vanaf jonge leeftijd oog moeten hebben voor de zwaarte en de risico's van het werk. Daarbij moeten ze ook oog hebben voor hoe dit op jonge leeftijd verlicht kan worden en hoe je op hogere leeftijd tijdig van baan kunt wisselen.
Maar voordat we deze ideale situatie bereiken, zullen we naar verwachting een flink aantal jaren verder zijn. Daarom vindt Nieuw Sociaal Contract het belangrijk om nu in te zetten op een structurele regeling voor vervroegde uittreding. Het werd net ook al gezegd: bovendien zullen er naar verwachting altijd zware beroepen overblijven waarvoor niet alle risico's weggenomen kunnen worden en waarvoor behoefte aan een structurele regeling zal blijven. Wij zijn dan ook blij met de inzet van de minister om een structurele regeling voor vervroegde uittreding op te zetten, en dat hier, als wij de brief goed gelezen hebben, ook al geld voor is gereserveerd. Daarbij kunnen sociale partners, die het beste zicht hebben op de vraag wie een zwaar beroep heeft, deze mensen ook een passende regeling voor vervroegde uittreding bieden. Ik zou bijna gaan stotteren. Ik zie een vraag.
De heer Vijlbrief (D66):
Ik ben het erg eens met mevrouw Joseph dat alles eigenlijk gericht moet zijn op het voorkomen van dit soort regelingen, al blijven er altijd gevallen waarin je ze wel nodig hebt. Ik zal er straks in mijn eigen bijdrage wat over zeggen. Vindt mevrouw Joseph dat als je kijkt naar het brede beleid, dit kabinet voldoende doet om die gevallen juist te voorkomen? Ik wijs op onderwijsbezuinigingen. Ik wijs erop dat er geen intensivering van levenslang leren plaatsvindt. Er wordt weinig gedaan aan preventie. Die dingen kunnen bijdragen aan wat mevrouw Joseph blijkbaar wil. Ik ben benieuwd hoe mevrouw Joseph aankijkt tegen dat deel van het kabinetsbeleid.
Mevrouw Joseph (NSC):
Ik denk inderdaad dat het kabinet er ook zelf aan bij moet dragen dat de zware beroepen lichter gemaakt worden, al vanaf jonge leeftijd. Ik denk echter dat niet alleen de overheid hierin een rol heeft, maar dat ook de werkgevers en de werknemers hier gezamenlijk een heel belangrijke rol in hebben.
De heer Vijlbrief (D66):
Maar wat zou dan wel de rol van de overheid kunnen zijn? Laten we dan even dat punt van het voorkomen, van preventie, pakken. Dit kabinet bezuinigt op gezondheidspreventie. Hoe kijkt mevrouw Joseph in het licht van dit dossier daar dan tegen aan?
Mevrouw Joseph (NSC):
Ik denk dat er op het gebied van preventie heel veel mogelijkheden zijn. Die hoeven niet per se geld te kosten. Ik kom zelf bij Achmea vandaan. Ik denk dat er op de werkvloer ook al heel veel op wordt ingezet. Ik denk dat dat voortgezet moet worden.
Kan het spreekgestoelte een beetje omhoog? Dank u wel.
De voorzitter:
U kunt het ook zelf omhoog doen.
Mevrouw Joseph (NSC):
Echt? Sorry. Deze hoogte is veel beter.
De voorzitter:
Wilt u het zo hoog hebben?
Mevrouw Joseph (NSC):
Ja, zo hoog! Het was net te laag en nu wordt dat een beetje gecompenseerd.
Wij vinden het dus belangrijk dat er een structurele regeling komt. Daarbij vinden wij het ook belangrijk dat er een ruimere uitkeringsvrijstelling mogelijk wordt dan nu het geval is, zodat mensen met lagere inkomens beter gebruik kunnen maken van een regeling voor vervroegde uittreding. Uit de brief van de minister begrijpen wij dat in zijn voorstel die ruimere afspraken ook mogelijk zijn. Ik vraag me af of de minister dit kan bevestigen. Ik vraag ook hoe hij die ruimere afspraken voor zich ziet. Wij vinden het ook belangrijk dat de regeling vervroegde uittreding echt terechtkomt bij mensen met zware beroepen, en niet breder. Dit is ook van belang om de krapte op de arbeidsmarkt te beperken en van belang voor het draagvlak voor ons socialezekerheidsstelsel.
Ik word helemaal zenuwachtig van al die mensen!
De voorzitter:
Het wordt nog veel erger! Ze gaan u ook nog vragen stellen! Bent u halverwege een redenatie die u even wilt afmaken? Of is dit een logisch moment om even de interrupties te doen?
Mevrouw Joseph (NSC):
Ja, dat kan wel.
De voorzitter:
Het kan wel. De heer Stultiens.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Ik zal het vriendelijk houden, hoor, meneer de voorzitter. Ik ben blij dat NSC ook zegt dat het ruimer moet dan het eerst was. De vakbonden zeggen dat het nu nog niet ruim genoeg is. Mevrouw Joseph is een vrouw van de cijfers. Ik ben benieuwd wat NSC vindt. Wat zou volgens haar fractie een goed bedrag zijn?
Mevrouw Joseph (NSC):
Daar wil ik nog niet op vooruitlopen. Ik wil even het antwoord van de minister op deze vraag afwachten, maar ik heb gezien dat u ook een voorstel heeft gedaan.
De voorzitter:
Dat de heer Stultiens ook een voorstel heeft gedaan.
Mevrouw Joseph (NSC):
Dat meneer Stultiens ook een voorstel heeft gedaan, zeg ik via de voorzitter. Verderop in dit debat zullen we als NSC alles bekijken.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
"We wachten af wat de minister vindt" is niet helemaal een duidelijk antwoord op de vraag. We weten wat de minister vindt; we hebben de brief gelezen. NSC heeft ook wel een eigen opvatting over wat een goed bedrag zou zijn. Is het plus 10%, plus 20%, modaal of anderhalf keer modaal? Wij hebben met de SP een voorstel gedaan. Wij vinden anderhalf keer modaal een goed voorstel. Kan NSC daarin meegaan?
Mevrouw Joseph (NSC):
Ik wacht gewoon het antwoord van de minister af. Ik ben namelijk ook benieuwd wat de minister voor ogen heeft. Ik heb zelf gelezen dat er ruimere afspraken gemaakt kunnen worden, maar ik zie niet zo duidelijk wat die ruimere afspraken zijn. We zien als Nieuw Sociaal Contract wel dat mensen met lage inkomens in de knel komen en niet zo makkelijk van deze regeling gebruik kunnen maken. Maar het precieze bedrag kan ik zelf nu nog niet geven.
De voorzitter:
Afrondend.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Het wordt lastig debatteren zo. Zeker voor een vrije kwestie vind ik dat Nieuw Sociaal Contract weinig positie inneemt. Maar goed, we zullen deze vragen ook stellen aan de rest van de coalitie en het kabinet. Ik ben benieuwd wat ze gaan stemmen volgende week.
De heer Van Kent (SP):
Ik wil het toch wel weten. Wat de minister vindt, weten we. We hebben de brief gezien. Nieuw Sociaal Contract is een belangrijke partner in de regering. Er staat veel op het spel. Veel mensen volgen dit debat en willen weten of die vroegpensioenregeling straks ook voor hen is. Daarom toch echt de vraag: vindt Nieuw Sociaal Contract dat dat de huidige regeling plus 10% moet zijn, waar volgens mij de minister een beetje op aankoerst, waardoor heel veel mensen buiten de boot vallen? Of vindt Nieuw Sociaal Contract, zoals het ook in zijn verkiezingsprogramma zegt, dat er een mogelijkheid moet zijn voor mensen met zwaar werk om eerder te stoppen, dat er dus ook echt een mogelijkheid is voor mensen bij de politie, in de haven, bij DAF in Eindhoven om op tijd te stoppen? Voor wie wilt u die vroegpensioenregeling mogelijk maken? Dat is de vraag.
Mevrouw Joseph (NSC):
Ik ben echt heel saai met debatteren waarschijnlijk, maar ik wil de vroegpensioenregeling mogelijk maken voor mensen met zware beroepen. Wij zien inderdaad dat mensen met lagere inkomens daar nu niet genoeg gebruik van kunnen maken, dus dat die drempelvrijstelling hoger moet. En ik wacht even het antwoord van de minister af.
De heer Van Kent (SP):
Het gaat er niet om of het debatteren saai of niet saai is; dit gaat om het leven van mensen. Dit gaat over mensen die dit debat volgen waarbij het van uw antwoord afhangt of zij straks doorwerken tot ze invalide, arbeidsongeschikt, zijn of dat ze wel op tijd kunnen stoppen met werken. Wat de minister vindt, weten we al. De vraag is wat Nieuw Sociaal Contract vindt. Vindt Nieuw Sociaal Contract dat bijvoorbeeld die metaalwerker bij DAF, die echt een ruimere regeling van modaal, anderhalf keer modaal nodig heeft, ook gebruik moet kunnen maken van een vroegpensioenregeling, ja of nee?
Mevrouw Joseph (NSC):
Ik heb het al gezegd: ik vind dat mensen met zware beroepen gebruik moeten kunnen maken van de regeling, ook mensen met lagere inkomens. Ik ben zelf ook getrouwd met iemand met een zwaar beroep, dus mijn belang is heel erg duidelijk. Maar ik ga nu geen antwoord geven op uw vraag.
De heer Van Kent (SP):
Ja, sorry! Eerst was het of het debat wel of niet saai is. Nu gaat het om een persoonlijk belang. Dít gaat over mensen met zwaar werk, die dit debat volgen en van de politiek willen weten of zij op tijd kunnen stoppen. Er staat hier een vertegenwoordiger van een belangrijke coalitiepartij. De simpele vraag is: waar komt die grens te liggen? Kan degene die dit debat volgt die een vroegpensioenregeling van modaal of anderhalf keer modaal nodig heeft, straks gebruikmaken van die vroegpensioenregeling? Dus niet doorverwijzen naar de minister, waar we de brief al van hebben en waar we het standpunt al van kennen. Uw opvatting, alstublieft!
Mevrouw Joseph (NSC):
Achteraf gezien was de heer Stultiens erg vriendelijk, inderdaad, vergeleken met de heer Van Kent. Nou, ik kan het blijven herhalen — ik begin een beetje op mevrouw Van Vroonhoven te lijken — maar ik pass deze vraag gewoon door naar de minister. Ik ben benieuwd wat voor drempelvrijstelling hij voorstelt. Dan kunnen wij als Nieuw Sociaal Contractfractie kijken of wij daarmee uit de voeten kunnen en of dat voldoende is.
De voorzitter:
Prima. U continueert. Mevrouw Joseph gaat over haar eigen antwoorden, meneer Van Kent. Mevrouw Joseph, u continueert. Mevrouw Joseph continueert.
Mevrouw Joseph (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Wij vinden het verstandig dat de minister een maximale instroom van het aantal mensen per jaar nastreeft, omdat wij vinden dat het echt bij de zware beroepen terecht moet komen. Wij vroegen ons af aan hoeveel mensen per jaar de minister ongeveer denkt, of hij daarbij ook kan aangeven hoe dit in verhouding staat tot het gebruik van de regeling de afgelopen jaren en of hij kan bevestigen dat dit aantal een signaalwaarde is, een streven, en dus geen quotum.
Ook vinden wij het goed te verdedigen dat mensen met een hoog inkomen geen gebruik kunnen maken van de regeling. Deze mensen hebben over het algemeen meer handelingsperspectief, bijvoorbeeld doordat zij hun aanvullende pensioen makkelijker kunnen vervroegen. Wel zijn wij benieuwd welke inkomensgrenzen de minister in gedachten heeft en wat de onderbouwing is achter die inkomensgrens. Wij wachten de antwoorden van de minister nog even af — dat heb ik net ook al tien keer gezegd — maar staan in de basis positief tegenover het voorstel van de minister in de brief. Sociale partners zijn wat ons betreft nu aan zet om goede nieuwe afspraken te maken over vervroegde uittreding van hun werknemers met zware beroepen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar de heer Stultiens van de fractie van GroenLinks-PvdA.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Bijna twee jaar geleden heeft de hele Kamer een motie ingediend waarin we zeiden: er moet een betere vroegpensioenregeling komen. Dit debat is al meer dan een halfjaar geleden aangevraagd en eindelijk voeren we het vandaag.
Al deze mensen zijn al maanden aan het protesteren voor een betere regeling, maar het probleem is nog steeds niet opgelost. Waarom duurt het zo ongelofelijk lang? Er is een groot verschil in de manier waarop hier naar bepaalde groepen wordt geluisterd. Voor bepaalde groepen wordt wel snel geleverd, terwijl deze mensen al maandenlang moeten vragen om een fatsoenlijke regeling. Denk aan politieagenten, buschauffeurs en bouwvakkers. De hele dag moeten zij voor hun werk lopen, tillen, sjouwen, trekken, sjorren en bukken om te zorgen voor nieuwe straten, veilige wijken en schone huizen. Ze werken vaak 's nachts, alleen en onregelmatig. Deze mensen willen ook gewoon gezond met pensioen kunnen en daar hebben we het vandaag over. Zij willen zonder versleten knieën of heupen beginnen aan hun pensioen. Daarom vind ik het onze plicht als Kamer om er vandaag voor te zorgen dat er een goede en verbeterde vroegpensioenregeling komt.
Ik heb daarover nog een paar vragen aan de minister. Er ligt nu een voorstel, maar voor mijn fractie is dit nog niet goed genoeg. Dat komt door de volgende punten. Vraag één. De minister heeft structureel geld gereserveerd. Dat is mooi, maar om hoeveel geld gaat het? Punt twee. Waarom is er een inkomensgrens nodig, als je ook al werkt met een maximaal bedrag dat je mag uitkeren? Mijn fractie snapt dat we geen tonnen hoeven uit te keren aan het vroegpensioen, maar als je gewoon een fatsoenlijk drempelbedrag kiest, is een inkomensgrens niet nodig. Punt drie: het bedrag zelf. We hadden hier net een debat over met mevrouw Joseph. Wat nu op tafel ligt, is onvoldoende. Wij hebben zelf een voorstel gedaan om het te verhogen naar anderhalf keer modaal. Punt vier.
Ik wacht even met punt vier totdat deze interruptie is gepleegd.
De heer Vijlbrief (D66):
Ik ben benieuwd. De heer Van Kent zei net ook al een paar keer dat het bedrag onvoldoende is. Waar leidt de heer Stultiens dat nou precies uit af? Uit het feit dat de vakbeweging het heeft afgewezen? Dat kan een argument zijn. Of heeft hij objectieve factoren waaruit blijkt dat het bedrag onvoldoende is? Ik heb gelezen dat de minister in zijn brief zegt: ik heb een bepaald drempelbedrag. De minister probeert de regeling enigszins in te perken, zodat het niet naar allerlei mensen gaat die het niet nodig hebben. Dat is natuurlijk heel ingewikkeld, maar ik begrijp de redenering van de minister wel. Waar komt precies de redenering vandaan dat het onvoldoende is?
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Dat is een heldere vraag. Het gaat vooral om de groep mensen die in de afgelopen jaren geen gebruik konden maken van de regeling, bijvoorbeeld omdat ze nauwelijks aanvullend pensioen hebben. Als je dat drie jaar naar voren haalt, dan heb je een extra potje nodig om ervoor te zorgen dat er geen groot gat ontstaat. Juist voor deze groep, bijvoorbeeld de schoonmakers, wil je het bedrag verhogen. Is anderhalf keer modaal willekeurig? Zeker. Dat klopt, maar wij denken dat dit bedrag voldoende is. Het mag ook €5.000 meer of minder zijn, maar wij willen een bedrag dat voldoende is om ervoor te zorgen dat ook deze groep, de schoonmakers, de politie en de mensen in de haven, gebruik kan maken van de regeling.
De heer Vijlbrief (D66):
Klopt het dat de heer Stultiens eigenlijk vraagt om een meer gerichte regeling, die gericht is op de probleemgevallen? Want dat maakt voor mijn fractie nogal wat uit. Dit amendement wil, om het even grof te zeggen, er gewoon meer geld in storten. Ik vraag me af of dat het probleem oplost. Daarom begrijp ik het antwoord van mevrouw Joseph. Ik wil ook graag van de minister horen of dat het probleem echt oplost. Of geef ik de minister van tevoren alleen een groter mandaat richting de vakbeweging? Dat vind ik ook fijn, maar dat is niet mijn doel in het leven.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Gericht is altijd goed. Volgens mij zijn we het daarover eens. Waar ik mij zorgen over maak, is dat het in de afgelopen jaren voor een bepaalde groep niet mogelijk was om hier gebruik van te maken. Dat is mijn grootste zorg. Meneer Aartsen gaat rechts zeggen: de man bij de ING. Dat is niet mijn prioriteit. Als we dat kunnen voorkomen, dan is dat prima, maar de groep die er nu buiten valt, is wel een prioriteit. Die zeggen nu met z'n allen: wat er nu op tafel ligt, is nog niet voldoende. Daarom hebben wij een beter voorstel gedaan.
De heer Aartsen (VVD):
Dank aan de heer Stultiens voor het feit dat hij de vraag die ik wilde stellen, al proactief beantwoordt. Dat scheelt mij weer een vraag.
Op die gerichtheid komt het natuurlijk wel neer. De heer Stultiens zegt terecht: deze regeling is vier jaar geleden begonnen. De polder is er druk mee aan de gang. Als ik de inzet van de FNV voor de afgelopen cao-onderhandelingen bekijk, dan zie ik dat het streven van de vakbonden is om in iedere cao een RVU-afspraak te maken, dus ook in die van de ING, van de ABN AMRO Bank, van allerlei verzekeraars en van de provincieambtenaren. Als de heer Stultiens hiermee pleit voor een gerichtere regeling, is hij het dan met de VVD eens dat de cao-afspraken eigenlijk alleen beperkt zouden moeten worden tot díé sectoren waarin ook echt sprake is van zwaar werk, omdat het anders gewoon verschrikkelijk moeilijk wordt om een goede regeling met elkaar uit te dokteren?
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Ik heb misschien iets meer vertrouwen in de werkgevers dan de VVD. Dat zijn geen gekke henkies. Die gaan echt geen geld uitgeven aan mensen die het niet nodig hebben. Dat is mijn beeld van de sociale partners. Ik vind niet dat de overheid daarom met boetes moet komen; laat ze het lekker zelf uitzoeken. Ik vond dat het kabinet het ook mooi opschreef in het wetsvoorstel van een paar jaar terug. Het zei: "Aangezien de regelingen door de werkgever gefinancierd moeten worden, is er sprake van genoeg checks-and-balances. Daarom zien wij geen risico dat het onnodig bij de verkeerde mensen belandt." Er zijn natuurlijk een paar voorbeelden te noemen; die kunnen we allemaal vinden. Ik vind het een groot probleem dat mensen er geen gebruik van kunnen maken. Maar inderdaad, ik heb wat meer vertrouwen. Ik vertrouw het aan de sociale partners toe, werkgever en werknemer, dat zij met er met elkaar uit komen wie er recht op heeft als wij als overheid of als Kamer zeggen: we gaan dit niet onnodig dubbel belasten met deze RVU-heffing.
De heer Aartsen (VVD):
Ik zou dat vertrouwen ook graag willen hebben, alleen zie ik het lijstje ook voor me. Daarop staan oprecht meer sectoren waarbij het gaat om kantoorpersoneel, dat ook nog eens een keer na 5 jaar of na 10 jaar dienstverband mag stoppen met werken, terwijl juist de politie dit mag na 35 dienstjaren en de bouw na 20 dienstjaren. Ik vind dat gewoon niet eerlijk tegenover mensen die een zware baan hebben. Ik vind dat we moeten durven kiezen als politiek om ervoor te zorgen dat die sectoren worden uitgesloten. Kan ik de heer Stultiens aan mijn kant vinden om dan niet alleen maar beperkingen op te leggen ten aanzien van het bedrag et cetera, maar dat we ook eens beginnen met het kiezen van die echt zware beroepen en tegen de polder zeggen: zullen we bijvoorbeeld eens maximaal 5% van alle cao's onder de regeling laten vallen?
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Laat ik nu net in een constructieve bui zijn. Als we samen zeggen dat we deze lichte banen, zoals de kantoorbanen, niet moeten hebben en de VVD ervoor zorgt dat we ook zorgen voor de schoonmakers, politieagenten en buschauffeurs, dan kunnen we elkaar volgens mij een eind vinden. Maar ik zeg erbij dat dit nog niet is wat er nu op tafel ligt vanuit het kabinet.
De heer Vermeer (BBB):
De heer Stultiens heeft ook die lijst gezien die de minister bij zijn brief gestopt heeft. Even ook voor de mensen thuis: bij Holland Casino kun je gewoon na 15 dienstjaren al van de regeling gebruikmaken, bij De Nederlandsche Bank na 5 dienstjaren en in verpleeg- en verzorgingshuizen, thuiszorg en jeugdgezondheidszorg na 45 jaar. Bent u bereid om in uw amendement echt restricties aan te brengen voor wie dit dan wel of niet gaat gelden, even buiten de discussie over de hoogte van het bedrag om?
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Ik hou me aanbevolen voor goede tekstsuggesties voor het amendement. Het lijkt best lastig om het van bovenaf op te schrijven. Ik deel op zich het principe wel van de BBB dat we deze groepen kritisch moeten benaderen. Maar ik zeg er ook bij dat ik me meer zorgen maak over al die groepen die niet op het lijstje staan, omdat ze op dit moment niet in aanmerking komen. Ja, er staan een paar categorieën tussen op het lijstje waarvan je je kunt afvragen of het daarvoor nodig is, maar laten we wel wezen: de mensen die in dit land op tijd kunnen stoppen met werken, zijn de mensen met hoge inkomens en met een hele veilige baan. Die hebben überhaupt allemaal hele goede regelingen; die halen die AOW-leeftijd helemaal niet. Het zijn juist de mensen die hier zitten, die al maanden om een betere regeling vragen. Dát zijn de mensen voor wie het nodig is. Voor die mensen wordt nu niet genoeg geleverd.
De heer Vermeer (BBB):
Is de heer Stultiens dan niet bang dat juist door het verruimen van dat bedrag, van die grens, er dan een nog grotere groep mensen of nog meer bedrijven gebruik van gaan maken, waarvoor dit eigenlijk niet bedoeld is, maar die er wel voor zorgen dat er collectief geld naartoe gaat?
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Wat in ons amendement staat, is natuurlijk een maximumbedrag. Dus wij zeggen: maximaal tot aan anderhalf keer modaal. Zoals ik net tegen de VVD zei: de meeste werkgevers zijn niet gek; die gaan echt niet onnodig anderhalf keer modaal aan mensen geven. Dit is dus echt bedoeld voor mensen met een kleine portemonnee. Dat is ook de reden dat wij een drempelbedrag in ons amendement hebben staan. Je zou ook kunnen zeggen: schaf die hele boete af. Daar hebben we niet voor gekozen, maar nogmaals, ik maak me meer zorgen over de groep die de afgelopen jaren niet in aanmerking kwam: de schoonmakers, de buschauffeurs, de bouwvakkers. Voor die mensen is deze regeling broodnodig en moet zij worden verruimd.
De heer Vermeer (BBB):
Ik begrijp dus dat de intentie van de heer Stultiens is dat dit op de juiste plek terechtkomt, maar als wij naar die lijst kijken, zien wij juist dat het als een soort secundaire arbeidsvoorwaarde ingezet wordt met collectief geld. Als u die grens gaat verruimen, dan zal dat gezien worden als nog weer een prikkel om dit te gebruiken als secundaire arbeidsvoorwaarde in bedrijven en organisaties waar ontzettend veel geld verdiend wordt. Want dat is wel duidelijk: de meest renderende bedrijven staan hierop. En die hebben de mooiste regelingen.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Ik had niet verwacht dit ooit nog te moeten zeggen, maar ik vind dat de BBB heel erg gefocust is op de technocratische werkelijkheid in de tabellen en heel weinig op wat er in het land gebeurt, op al die mensen die al maandenlang om een betere regeling vragen en die hier ook zitten; al die mensen in Den Haag, in de rest van het land, in de schoonmaak, in de bouw. Die mensen zeggen: we trekken het niet; we halen niet gezond de pensioenleeftijd. Dat is waarom we het doen. Dan kun je in de tabel inderdaad een paar categorieën vinden waarvan je denkt: nou, kan beter. Ik ga graag met u nadenken over hoe dat beter kan, maar laten we dan wel ook met z'n allen in de Kamer vandaag zeggen: er moet een beter bod komen, zodat die mensen die het écht nodig hebben ook eerder kunnen stoppen met werken.
De voorzitter:
Prima. U continueert.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel. Ik ben bij mijn vierde punt van kritiek op het kabinetsvoorstel. Dat gaat over het monitoren en de signaalwaardes. Kijk, ik ben altijd voor het monitoren van het beleid. Dat geldt voor al het beleid. Maar wat betekent dit precies? Volgens mij zou het niet zo moeten zijn dat je te horen krijgt: "U heeft zwaar werk en u heeft eigenlijk recht om eerder te stoppen. Maar helaas: de teller is vol; het loket is dicht. U bent nummer zoveel; kom volgend jaar maar terug, want er is een quotum." Volgens mij moeten we vandaag als Kamer heel duidelijk zeggen dat we dat niet willen. Ik hoor daar graag een reflectie op van de minister.
Dan kom ik bij ons eigen voorstel. Dat hebben we als GroenLinks-PvdA samen met de SP ingediend. Ik heb er net al een debat over gehad. Wij vinden dit inderdaad een beter voorstel. We zijn vooral benieuwd om vandaag te horen wat de coalitiepartijen hiervan vinden. De afgelopen maanden hebben ze achterovergeleund en vooral verwezen naar wat het kabinet vindt, naar de polder, de formatie en het regeerprogramma. Dat zijn allemaal redenen om niet te hoeven zeggen wat ze zelf vinden. Vandaag is het tijd om kleur te bekennen. Ik hoor graag van alle vier de partijen of ze ons voorstel gaan steunen en, zo niet, wat zij dan wel zouden willen voorstellen.
Mevrouw Joseph (NSC):
Ik begrijp dat het verhaal klaar is. Ik vraag me af wat de heer Stultiens vindt van het idee van een maximuminkomen waarmee men gebruik mag maken van deze regeling.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Die vraag heb ik gesteld aan de minister, omdat ik eigenlijk van mening ben dat dat niet nodig is. Als je het bedrag dat je geeft maximeert, waar ik dus voor ben, zie ik er niet de toegevoegde waarde van om te zeggen dat bepaalde mensen daar niet voor in aanmerking mogen komen. Als je een hoger salaris hebt, zul je dus meer zelf moeten aanvullen uit je eigen portemonnee. Dat lijkt me prima. Ik zie dus niet het nut van een inkomensgrens bovenop het maximeren van het bedrag.
Dank u wel.
De voorzitter:
U bedankt. Dan gaan we luisteren naar de heer Vermeer van de fractie van BBB.
De heer Vermeer (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Voor een aantal mensen zit tussen het einde van hun werkzame leven en de leeftijd waarop ze daadwerkelijk met pensioen gaan een te overbruggen gat. Dat kan een gapend gat zijn, omdat een beroep zo zwaar is dat het op een zeker moment ophoudt. We kennen allemaal de voorbeelden. Mijn vader, timmerman in de bouw, werd al op zijn 47ste afgekeurd vanwege een versleten nekwervel. Dit kwam niet doordat hij te veel tegen mensen opkeek, maar doordat plafonds timmeren in seriebouw hem de nekslag gaf. De Regeling Vervroegde Uittreding, de RVU, kan een gat overbruggen en zorgen dat mensen niet letterlijk kapotgaan aan werk. We houden dit debat omdat een algemene en uitgebalanceerde regeling er nu nog niet is. Maar dat is iets anders dan stilstand. De beweging om de RVU gericht toegankelijker te maken is in gang gezet. Zo kunnen werknemers die gebruikmaken van de RVU een WW-uitkering aanvragen. Er worden dus stappen gemaakt. BBB steunt de zeer terechte aandacht voor zware beroepen. Inderdaad, meneer Stultiens, we moeten dat niet technocratisch benaderen vanuit tabellen. Wij zullen de laatsten zijn die dat doen.
De minister heeft de Tweede Kamer vorige week op de hoogte gesteld over de RVU-regeling. Er komt volgens hem na volgend jaar geen brede vrijstelling. Maar de minister wil een gerichte toepassing die is ingebed in een uitgebreider beleid dat langer gezond doorwerken mogelijk moet maken. Terecht wijst de minister in zijn brief erop dat eerder stoppen met werken zich te eenzijdig op het einde van de loopbaan richt omdat het werken te zwaar is geworden. BBB is het ermee eens dat eerder uittreden het probleem van zwaar werk als zodanig niet oplost. Er zijn meer maatregelen nodig. Het gaat erom dat het werk zo wordt ingericht dat mensen gezond kunnen doorwerken en meer alternatieven hebben dan alleen volledig stoppen met werken. Een vraag daarover: kan de minister toelichten hoe hij de voortzetting van de RVU-maatregel wil vormgeven als dat geen generieke fiscale maatregel meer is? Hoe kan de minister op een verkleining van de groep aansturen en hoe moeten de sociale partners die afbakenen? Moeten we bijvoorbeeld gewoon gaan benoemen welke cao's daar wel of niet binnen zouden kunnen vallen?
Vervolgens een vraag over de financiering van het voortzetten van de boetevrijstelling. Dat kan door een verhoging van onder andere de door de werkgever te betalen lasten, zoals het RVU-heffingspercentage en de Aof-premie. Dat brengt me bij de volgende vraag aan de minister: wie betaalt dan de regeling? Ik denk het antwoord te weten, maar ik zou het graag horen.
Terugkomend op het afbakenen: er is een grote grijze verzameling zware beroepen. Stratenmaker is een zwaar beroep. Werken bij de politie kan heel zwaar zijn. Maar het maakt nogal verschil of het blauw op straat wordt vertegenwoordigd of vanachter een bureau, behalve als je bijvoorbeeld aangiftes voor zedenzaken moet opnemen vanachter dat bureau. Mijn vraag aan de minister is dan ook: wordt bij het afbakenen van zware beroepen ook rekening gehouden met verschillen binnen organisaties? Aan de buitenkant valt vaak lastig af te lezen dat een beroep waarin de stress vanbinnen altijd aanwezig is, ook een zwaar beroep kan zijn. Sommige mensen zullen dit vak hier ook zwaarder vinden dan anderen. Afsluitend vraag ik aan de minister: is het wel mogelijk om ooit te komen tot bevredigende criteria om zwaar werk te verbinden met de mentale component? Hoe ziet de minister dat?
Dank u wel.
De heer Van Kent (SP):
Vindt de BBB dat bijvoorbeeld de werkers bij DAF, de werkers in de haven of de mensen die bij NS werken ook gebruik moeten kunnen maken van de regeling die straks wordt getroffen?
De heer Vermeer (BBB):
Als die medewerkers een zwaar beroep uitvoeren wel, maar ook daarvoor geldt dat er binnen de haven, binnen de NS, binnen elk bedrijf, binnen elke organisatie en binnen elke instelling een groot verschil is tussen de beroepen die mensen moeten uitoefenen en zelfs binnen de beroepen waarmee ze geconfronteerd worden. Er is niet even een eenduidig lijstje te maken met: die functie wel en die functie niet.
De heer Van Kent (SP):
Daar moeten we ook zeker niet aan beginnen wat de SP betreft, want daar gaan we nooit uit komen. Vandaar dat we hebben gezegd: dat is aan de werkgevers en werknemers. Natuurlijk kunnen we daarvoor richtlijnen meegeven. Dat heb ik net ook richting de VVD aangegeven. Mijn vraag houdt in dat op het moment dat de BBB tegen de minister zegt "ook deze werkers moeten gebruik kunnen maken van de vroegpensioenregeling die straks georganiseerd wordt", dat betekent dat het bedrag verruimd moet worden. Anders passen zeker mensen met wat lagere inkomens of mensen die anders met een veel te grote terugval in inkomen te maken krijgen, niet in die regeling. Daarom is er, denk ik, de afgelopen jaren ook zo weinig gebruikgemaakt van deze regeling. Dat komt omdat het voor heel veel mensen niet bereikbaar is. Deelt u dus de oproep van de SP aan deze minister om al die mensen die ik net heb genoemd, in ieder geval de mogelijkheid te geven om van de regeling gebruik te maken, omdat dat evident mensen zijn die dit nodig hebben?
De heer Vermeer (BBB):
Er is niet zomaar eenduidig te zeggen dat je daarmee al die mensen daarbinnen zou kunnen laten vallen, want dat zou verkeerde verwachtingen wekken. Wij moeten als politici wat ons betreft ook eens ophouden om verwachtingen te wekken die we niet kunnen waarmaken. Daar moeten we echt mee oppassen in deze ruimte. Maar dat er verruiming moet plaatsvinden van dat drempelbedrag, van die uitkering, is wat ons betreft evident. Als er niemand meer in valt, dan hoef je de regeling ook niet te treffen.
De voorzitter:
Afrondend.
De heer Van Kent (SP):
Verwachtingen wekken en die niet waarmaken laat ik inderdaad aan het kabinet over. Mijn vraag is of de regeling ook toegankelijk moet zijn voor mensen met een anderhalf keer modaal inkomen, zeker als je een lange carrière achter de rug hebt in bijvoorbeeld de metaalsector of in de haven. Met andere woorden, mijn vraag is of dat drempelbedrag ook echt verhoogd wordt, en dan niet met 10%, maar in de richting van en het liefst naar die anderhalf keer modaal.
De heer Vermeer (BBB):
Allereerst wil ik toch even ingaan op de suggestie van de heer Van Kent dat alleen het kabinet hier verwachtingen wekt. Dat doen ook de Kamerleden, waaronder u en ikzelf ...
De heer Van Kent (SP):
Nee, dat u ze niet nakomt!
De heer Vermeer (BBB):
Waaronder de heer Van Kent, waaronder ikzelf. Ik moet er altijd voor oppassen dat we dat niet doen. Ik wil daar echt aandacht voor vragen. Wij moeten het erover gaan hebben of dat drempelbedrag 1,1 of 1,5 keer het huidige bedrag moet zijn. Ik wil daar ook eerst de financiële implicaties van zien, net als hoe we dat gaan dekken.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Ik hoor een klein lichtpuntje: anderhalf keer het bedrag wordt al genoemd. Ik ben benieuwd naar het volgende. De heer Vermeer stelt vragen over het publiek geld; dat snap ik. Wat zijn nou precies de kosten voor de overheid? Die zie ik niet helemaal. Volgens mij is het best beperkt voor de rijksbegroting om deze regeling te verruimen.
De heer Vermeer (BBB):
Als een regeling geld kost, gaat iemand dat betalen. Over het algemeen zijn wij dat met z'n allen als inwoners in Nederland, hoe je het ook wendt of keert. Ook als die rekening volledig bij bedrijven neergelegd wordt, wordt dat vertaald in de prijzen van producten en de prijzen van diensten, en gaan we dat met z'n allen betalen. We moeten niet net doen alsof geld van ondernemers gratis geld is. Nee, daar gaan we ook met z'n allen voor betalen. De vraag is dus: hoe gaan we dit betalen, via welke regeling, en hoe komen we daaruit? Dat zal ook afhankelijk zijn van de cao's die bedrijven of complete sectoren afsluiten met hun werknemers.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Dit deel ik, maar dan blijft de vraag: hoeveel geld vindt BBB dat de Kamer, de rijksoverheid zou moeten uittrekken voor deze regeling?
De heer Vermeer (BBB):
Dat is op dit moment gewoon niet uit te drukken in een bedrag. Dat ga ik ook niet doen. "Wat is de gezondheid van mensen waard?" is een onmogelijke vraag, die ik hier niet zomaar even tussen neus en lippen door ga beantwoorden. Het is totaal afhankelijk van de regeling en de gestelde voorwaarden. Zoals we op de lijstjes hebben kunnen zien — dat is niet technocratisch maar gewoon realistisch kijken naar feiten en cijfers — gebruikt een heel aantal bedrijven deze regeling ook om op een goedkopere manier van mensen af te komen in reorganisaties en hun hele personeelsplanning. Als dat gebeurt in sectoren met beroepen waarvan ik gewoon heel veel moeite heb om ze te zien als een zwaar beroep, dan gaat er bij mij wel een alarmbel af. Dan moeten wij hier een streep zetten en het in onze regelingen ook goed afbakenen.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Afrondend. Hopelijk horen we straks van de minister wat er nu op tafel ligt en hoeveel geld dat kost. Ik ben benieuwd of de Kamer daarna kan beslissen hoeveel geld we ervoor overhebben. Dat is toch belangrijk om te weten, ook voor de gesprekken met de sociale partners.
De heer Vermeer (BBB):
Als wij hier gaan beredeneren hoeveel geld we daarvoor overhebben, zou dat een heel verkeerde manier van begroten zijn. We moeten eerst zeggen wat we willen bereiken en wie we willen helpen. Dan moeten we bekijken wat dat kost. We gaan hier geen ideeën achter het geld laten aanlopen. We moeten geld achter de ideeën laten aanlopen.
De voorzitter:
Dan gaan we luisteren naar de volgende spreker. Dat is de heer Vijlbrief van de fractie van D66.
De heer Vijlbrief (D66):
Ondanks dat ik geen zwaar beroep heb, heb ik wel last van mijn rug. Ik ga proberen om het staand te doen, maar ik weet niet of ik het helemaal red.
Wij gunnen iedereen een gezond pensioen. Wij willen ook dat iedereen een gezond pensioen kan halen. Dat is gewoon ons uitgangspunt. De economische context waarin we opereren, is wel belangrijk. De personeelstekorten zijn nu al gigantisch. De piek van de vergrijzing is er pas over vijftien tot twintig jaar. Ik ben oud genoeg om me de VUT te herinneren, en de ellende die dit opleverde.
Uiteindelijk is vervroegd uittreden geen oplossing. Het is symptoombestrijding. Die heb je wel nodig, want tegen mensen met zware beroepen die op de tribune zitten, kun je nu niet meer zeggen: je had wat anders moeten gaan doen, want dan had je geen last van je rug of wat dan ook gehad. Dat begrijp ik totaal.
Ik probeerde net in een interruptie al duidelijk te maken dat we ons met elkaar wel moeten realiseren dat er een aantal dingen nodig zijn om te voorkomen dat je van die regelingen gebruikmaakt. Investeer in goed onderwijs. Investeer in preventie. Investeer in innovatie. Investeer in levenslang leren en levenslang ontwikkelen. Die dingen maken dat je kunt voorkomen dat mensen in vroegpensioenregelingen terechtkomen. Ik ben het met Van Kent en Stultiens eens dat je uiteindelijk iets zult overhouden voor mensen voor wie dat niet lukt. Maar dat is niet het begin van de redenering, maar het einde.
Nu gaat het debat weer helemaal over bedragen en wat je kunt doen. Ik zou eerst graag van de minister willen horen of hij met D66 deelt dat die dingen belangrijk zijn. Hoe kijkt hij dan aan tegen het kabinetsbeleid? Ik denk dat daarin een aantal dingen niet gedaan worden die wel zouden helpen.
Dat brengt me bij de hele discussie die heeft plaatsgevonden, ook het afgelopen halfuur, over hoeveel het dan precies moet zijn et cetera. Ik denk dat het belangrijk is — ik zei dat al in een interruptie — dat we een gerichte regeling maken. Het probleem is dat de minister een generieke fiscale regeling inzet om een gericht resultaat te bereiken. Maar Van Kent zei terecht dat we al een heleboel jaren met elkaar praten over de definitie van "zwaar werk". Voordat we een discussie aangaan over de vraag of we generiek meer geld in de regeling gaan gooien, zou ik de minister toch nog een keer willen vragen wat er voor gerichte alternatieven zijn voor het generieke. De brief van FNV bevat een aantal suggesties. Zou de minister nog eens kunnen ingaan op de vraag of dat zou kunnen helpen?
Ik zeg het nog één keer: als het waar zou zijn dat dit een puur individuele transactie is, dan zou het amendement van GroenLinks en de SP ook geen geld kosten. Het kost wel geld en wordt gedekt met een regeling voor het bedrijfsleven. Ik ben het ermee eens dat je die dekking beter voor iets anders kunt inzetten, maar niet voor dit. Het kost geld. Het kost ook collectief geld. Dat begrijpt iedereen. Ik denk dat de heer Vermeer groot gelijk heeft dat dit zo is, al is het maar omdat een aantal boetes niet binnenkomen die anders wel binnenkomen.
Maar helemaal terug naar het begin: mensen moeten gezond hun pensioen kunnen halen. Daarvoor zijn een aantal structurele dingen nodig en ook iets van een vangnet. Maar laten we proberen om dat vangnet niet te laten eindigen in hetzelfde drama als we bij de VUT hebben meegemaakt, namelijk dat daar een heleboel mensen in terechtkomen die daar helemaal niet in horen en daar eigenlijk ook niet in willen, maar die daarin terechtkomen door het gesprek met hun eigen werkgever.
Dat is het standpunt van D66. Ik hoor heel graag wat de minister hiervan vindt.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Aartsen van de VVD.
De heer Aartsen (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ook voor ons staat voorop dat iedereen zijn pensioen gezond zou moeten kunnen halen. Ik denk ook dat het beleid — dat kunnen we niet lang genoeg blijven benadrukken — alles wat we doen en alle afspraken die we maken daarop gericht moeten zijn: hoe maak je werk weer aantrekkelijk, hoe maak je werk aantrekkelijker, hoe maak je werk lichter, hoe zorg je ervoor dat mensen het uiteindelijk op die manier kunnen halen? Ik denk dat het heel verstandig is om dat te doen.
Maar, zoals de heer Vijlbrief ook al zei, de realiteit is dat er nu ook een hoop mensen zijn ... Als je nu 64 bent, je bent stratenmaker en je zit op je knieën, in weer en wind, dan is het logisch dat je weinig tot niks hebt aan dit soort mooie voornemens om werk in de toekomst lichter te gaan maken en andere zaken. Daarom is het volgens mij verstandig dat er voor die mensen, die groep mensen met een écht zwaar beroep, met écht zwaar werk, een mogelijkheid komt om op een goede manier fatsoenlijk eerder met pensioen te gaan.
Daarbij hoort wel de andere kant van de medaille en het eerlijke verhaal. Dat eerlijke verhaal is dat niet iedereen een zwaar beroep heeft. Sterker nog, ik denk dat de meeste mensen geen zwaar beroep hebben, maar dat we die regeling juist moeten gebruiken voor de mensen die dat echt nodig hebben. We kunnen namelijk simpelweg niet met z'n allen eerder stoppen met werken of minder gaan werken.
Dan vind ik dat je ook naar de huidige regeling moet durven kijken. We hebben de bonden en de werkgevers de opdracht gegeven om met een goede regeling te komen: bedenk wat een zware regeling is. En als je dan kijkt naar de regeling die de afgelopen vier jaar bestond, dan moet je concluderen dat dat een onrechtvaardige regeling is. 25.000 mensen zijn met pensioen gegaan, en dat waren niet alleen agenten of dakdekkers. Dat waren ook provincieambtenaren, kantoorpersoneel, bankiers. Nogmaals, ik gun iedereen alles en ik gun iedereen de wereld — dat meen ik oprecht — maar we moeten hier ook keuzes durven maken. Dan kies ik toch echt voor mensen met een écht zwaar beroep. Dan kijk ik even naar de getallen. Er zijn banken-cao's waarbij je na vijf dienstjaren ... Dat betekent heel simpel dat als je daar op je 59ste in dienst komt, je op je 64ste kan stoppen, terwijl een politieagent minstens 35 dienstjaren moet draaien. Hetzelfde geldt voor een bouwvakker: 20 dienstjaren.
Voorzitter. Ik denk dat het verstandig is dat de minister inzet op een beperking van de groep. We zagen de FNV bij alle 680 cao-onderhandelingen eisen dat er een vroegpensioenregeling komt. Sorry, maar daar is het niet voor bedoeld. Ik denk dus dat het verstandig is dat de minister daarop inzet, zodat we dat ook echt durven te doen. Want als je die groep beperkt, heb je wat ons betreft ook echt ruimte om er aan de andere kant voor te zorgen dat mensen voor wie het qua inkomen ingewikkeld wordt om eerder te stoppen met werken ... Dat maak je dan met een gerichte verruiming van dat bedrag mogelijk.
Ik heb een aantal vragen aan de minister, voorzitter. Welke afspraken wil hij maken met de polder? Is hij alleen maar faciliterend? Of is hij ook bereid om dit op tafel te leggen en te zeggen dat er echt een zware beperking van het aantal cao's zal moeten komen? Is de minister daartoe bereid? Welke afspraken worden er gemaakt, zowel aan de werkgeverskant als aan de werknemerskant, over de voorwaarden om ervoor te zorgen dat mensen gezond hun pensioen halen? Dat kan lichter werk zijn of ander werk of omscholing of verandering van werk; dat soort zaken.
Voorzitter. Ik ben ook benieuwd hoe op dit moment de onderhandelingen lopen. Heeft de minister dit soort gesprekken al gevoerd? Heeft hij al met de bonden en de werkgevers om tafel gezeten? Heeft hij daarbij ook de vraag gesteld hoe het nou kan dat op zo verschrikkelijk veel plekken waar evident geen sprake is van zwaar werk, er gewoon klakkeloos na twee jaar of na vijf jaar een vroegpensioenregeling wordt voorgesteld? Dat soort vragen moeten we hier durven stellen. Ik ben heel benieuwd naar de antwoorden van de minister.
Voor de rest sluit ik me aan bij enkele collega's die wat meer toelichting hebben gevraagd op het voorstel.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Ik heb een vraag aan de VVD. Hij zei dat we mensen met écht zwaar werk moeten helpen. Dat pleidooi deel ik. Maar is de heer Aartsen het met mij eens dat je niet alleen maar op basis van de cao-naam kan beoordelen of iets zwaar werk is?
De heer Aartsen (VVD):
Dat ben ik met de heer Stultiens eens. Dat hangt natuurlijk ook samen met functies. Je kunt echter wel bij een aantal sectoren bepalen dat het wél zwaar werk is. Ik denk dus dat we hier met elkaar kunnen vaststellen dat de politie-cao daaronder zou moeten kunnen vallen. Ik denk dat we dan komen tot de kern van het vraagstuk: durven wij, durft de polder daadwerkelijk te kiezen voor de mensen met een echt zwaar beroep? We kunnen namelijk niet iedereen eerder laten stoppen met werken. Dat is het eerlijke verhaal dat we ook moeten durven vertellen met elkaar. Dat betekent dat ik eerder kies voor een goede regeling voor mensen bij de politie, in de bouw en noem het maar op. Ik daag de polder uit om met een lijst met cao's te komen. En ja, dan zullen daar misschien cao's bij zijn met bij een aantal functies een beetje een grijs gebied, maar dat moeten we dan misschien ook accepteren. Omdat er geen keuzes worden gemaakt in de polder omdat ze willen dat iedereen een RVU-regeling krijgt, zitten we nu namelijk in de situatie dat politieagenten tegen het probleem aankijken dat die regeling vanaf 1 januari stopt, terwijl we al lang en breed een fatsoenlijke regeling hadden kunnen hebben als de polder had geleverd.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Ik wil er alleen nog op wijzen dat het zelfs binnen cao's waarvan de heer Aartsen denkt dat het geen zwaar werk is, soms genuanceerder ligt. Er staat "gemeentes", maar daar werken ook stratenmakers. Er staat "banken", maar dat zijn ook magazijnmedewerkers, en niet alleen de hoge heren en dames aan de top. Met die laatste groep hoeven we namelijk geen medelijden te hebben hier; daar ben ik het mee eens. Maar ook binnen cao's waarvan je misschien denkt "wat een licht werk", komt zwaar werk zeker voor, of nachtdiensten en onregelmatige diensten. Ik hoop dus dat de VVD verder kijkt dan alleen maar de naam van de cao om te bepalen wie hier recht op hebben.
De heer Aartsen (VVD):
Maar nogmaals — ik kom terug bij mijn punt — je zult wel keuzes moeten gaan maken. Anders kom je namelijk op het punt uit dat je het voor iedereen wil doen. Ik denk dat we ook gewoon moeten kijken naar die cijfers. Volgens mij kun je dan concluderen dat er een hoop cao's tussen zitten waarbij het echt niet fair is tegenover mensen die wel een zwaar beroep hebben. Ik daag u ook uit om die keuzes samen met mij te maken. Als puntje bij paaltje komt, kies ik er namelijk wel voor om een goede vroegpensioenregeling te hebben voor de cao's waarbij evident sprake is van zwaar werk.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Dan daag ik de VVD ten slotte ook uit om met een goed bod te komen voor de mensen waarvoor ze het fair vinden, dus voor de schoonmakers, de politie en de buschauffeurs. Die zeggen nu allemaal nog steeds: wat er nu ligt, is niet voldoende.
De heer Aartsen (VVD):
Ik zei het net al in een interruptie: die uitdaging ga ik graag aan. Uiteindelijk zal dat wel iets moeten zijn wat de minister uitonderhandelt met de bonden. Wij kunnen hier wat mij betreft niet zomaar even een bedrag afspreken. Ik zou dus willen voorstellen: ga onderhandelen met de bonden en de werkgevers over het beperken van de groep, bijvoorbeeld in het aantal cao's. Dan speel je ook weer ruimte vrij voor bijvoorbeeld mensen die geld tekortkomen om fatsoenlijk met pensioen te kunnen gaan. Dan kun je daar iets voor doen. Dan krijg je een beperkte verruiming. Ik heb in de brief niet kunnen lezen wat het bod van de minister was. Ik zag in de stukken van de vakbonden wel een getal staan. Het is moeilijk om dat te beoordelen, want dan moet ik blind gaan vertrouwen op vakbonden. Nou, dat gaat misschien wel een klein beetje ver voor een VVD'er. Maar ik denk oprecht dat er, als je de groep kan beperken, ook ruimte komt om aan die kant iets te doen en dat je dan tot iets moois kan komen. Dan moet je echter wel bij elkaar aan tafel zitten.
De heer Van Kent (SP):
Ik hoor de VVD zeggen: dan komt er een RVU voor iedereen. Ik wil de VVD er toch wel aan helpen herinneren dat er maar 27.000 mensen zijn die er tot nu toe gebruik van hebben gemaakt en dat het geld is dat van werkgevers en werknemers komt; het komt uit de loonruimte. De overheid betaalt die vroegpensioenregeling niet. Was het maar zo mooi geregeld. Dan hadden we voor mensen met zwaar werk echt een perfecte regeling kunnen organiseren. Mensen moeten daar dus zelf voor opdraaien, voor leveren. Er is dus helemaal niet de situatie dat iedereen zomaar een vroegpensioenregeling kan krijgen. De vraag aan de VVD is: wat gaat de VVD doen voor de stratenmaker die niet bij een stratenmakersbedrijf in dienst is, maar bij de gemeente? Sluit de VVD zo iemand dan uit van de vroegpensioenregeling?
De heer Aartsen (VVD):
Nee, want ik ga hier niet bepalen welke cao's hier wel en niet onder gaan vallen. Dat is echt iets wat de polder moet gaan doen. Je kunt wel zeggen dat de conclusie nu moet zijn dat er op dit moment wel heel ruim wordt ingezet. Als ik het aanbod van de FNV van de afgelopen cao-onderhandelingen lees, waarin ze het letterlijk hebben over iedere cao … Uit mijn hoofd zijn dat er 681; ik kan er een paar naast zitten, maar het is iets in die buurt. Ik lees dus dat de inzet van de vakbonden is om dat voor al de cao's te regelen en dan wordt geen keuze gemaakt. Ik denk dat daar het probleem zit. We staan hier nu met elkaar, omdat de polder de afgelopen vier jaar niet heeft geleverd. De polder is met elkaar niet tot een punt gekomen waarop ze hebben durven zeggen: we weten wat zwaar werk is en we zijn tot een fatsoenlijke, eerlijke regeling gekomen. In andere landen is dat wel het geval geweest.
De heer Van Kent (SP):
Ik kreeg toch echt de indruk dat de VVD hier wel wilde bepalen in welke cao wel of geen afspraak mag worden opgenomen over zwareberoepenregelingen. Ik hoorde net de heer Vermeer ook spreken over Holland Casino. Dat is gewoon nachtwerk. Het ging net al even over de magazijnen bij de banken. Er zijn binnen die cao's wel degelijk zware beroepen. Voor die mensen zou ook een vroegpensioenregeling mogelijk gemaakt moeten worden. Dan is de vraag aan de VVD: welke cao's zijn wat u betreft uitgesloten?
De heer Aartsen (VVD):
Ik concludeer dat het te veel cao's zijn op dit moment. Dat doe je op basis van die lijst. Dat betekent niet dat je zegt: die wel en die niet. Ik leg de bal terug bij de vakbonden en werkgevers door hen te vragen om te komen met een percentage van een maximaal aantal cao's en om met een keuze te komen voor wie deze regeling wel of niet geldt. Een inperking kan ook een salarisplafond zijn. Inperkingen kunnen allerlei dingen zijn, ook bijvoorbeeld de signaalwaardes die de minister heeft voorgesteld. Kom tot een inperking, want dan speel je namelijk ruimte vrij om te doen wat de SP volgens mij ook wil. Je speelt dan namelijk ruimte vrij voor mensen die simpelweg zeggen: ik val onder deze regeling, maar als ik dit ga doen, dan kom ik geld tekort om rond te komen. Dat is die beperkte verhoging van het drempelbedrag en ik denk dat dat een fair bod is. Maar dan zullen werkgevers en werknemers wel een keuze moeten maken over wat er wel en niet onder valt.
De heer Van Kent (SP):
Oké, dus dan is het wat de VVD betreft wel oké dat er voor gemeenten, voor Holland Casino en voor de banken wel iets in de cao opgenomen kan worden, omdat ook daar zware beroepen zijn? Dan daag ik de VVD uit om hier een rij cao's te noemen waarvan de VVD zegt: daar mag natuurlijk geen zwareberoepenregeling worden afsproken. Want anders levert u niet. Als u zegt "het mag niet in alle cao's", dan moet u ook zeggen in welke cao's het dan niet mag. Want anders is het een onzinnig argument van u.
De heer Aartsen (VVD):
Nee, de heer Van Kent draait het nu om. Ik concludeer dat de vakbond zegt: ongeacht wat de cao zegt. We gaan even een gedachte-experiment doen. Stel je voor dat er zo'n cao zou zijn voor Tweede Kamerleden en de FNV zegt: ongeacht het type werkzaamheden vinden wij dat een zwareberoepenregeling in alle cao's zou moeten zitten. Dat is namelijk wat er in dat document staat. Ik vind dan dat je niet per se gaat kijken of er sprake is van zwaar werk. Je zegt dan generiek: wij vinden principieel dat het in alle cao's moet kunnen. Daar ageer ik tegen. En dan leg ik de bal terug: maak een keuze.
De voorzitter:
De volgende spreker van de zijde van de Kamer is de heer Flach van de fractie van de SGP. Het woord is aan hem.
De heer Flach (SGP):
Voorzitter. Mijn jongste broer Marnix werkt als timmerman in de bouw en mijn andere broer Pieter-Jan werkt als vrachtwagenchauffeur bij een groothandel in tuinmaterialen. Dat zijn zware beroepen en ze werken allebei keihard. Dus u begrijpt dat ik het op verjaardagen regelmatig moet ontgelden als ik vind dat ik hard gewerkt heb. Ik ben blij dat er een Regeling Vervroegd Uittreden is, als ze die nodig zouden hebben, voor hen en voor al die anderen, van wie er een heel aantal op de tribune zitten. Maar ik hoop vooral dat ze duurzaam inzetbaar zullen blijven tot hun pensioenleeftijd, in hun huidige werk of via omscholing naar iets anders. De SGP heeft zich altijd sterk gemaakt voor goede regelingen voor mensen met een zwaar beroep. Dat kan door eerder stoppen met werken mogelijk te maken, maar zeker ook door bijvoorbeeld omscholing. In tijden van grote arbeidsmarktkrapte — en die duurt nog wel even — hebben we iedereen nodig. In mei van dit jaar heb ik een motie ingediend met het verzoek om opties in kaart te brengen om eerder stoppen met werken en duurzame inzetbaarheid structureel mogelijk te maken. Goed dat de minister met een voorstel is gekomen. Wat de SGP betreft moet er eerst worden ingezet op duurzame inzetbaarheid. Mensen kiezen er vaak niet vrijwillig voor om vroeger te stoppen. Dat hoeft niet te betekenen dat er langer zwaar werk gedaan moet worden, maar laten we onze oudere werknemers niet te snel afserveren. Zoals de minister terecht in zijn brief aangaf, zijn er ook andere manieren om op tijd te stoppen met zwaar werk. Aan welke manieren denkt de minister?
Soms is omscholen echter geen optie meer en is het werk te zwaar voor een 65- of 66-jarige. Daarvoor is er de RVU, die gericht op die groep moet worden ingezet. Volgens de SGP kan die regeling wel wat gerichter worden vormgegeven, want niet alleen lage inkomens hebben te maken met zwaar werk. Gemiddeld is het inkomen van iemand die gebruikmaakt van de RVU zo'n €50.000 per jaar. De inkomensgrens die nu gehanteerd wordt, ligt echter bij zo'n €26.000. De minister wil die grens iets laten stijgen en dat vinden wij een goede zaak. Natuurlijk moeten we het niet dusdanig aantrekkelijk maken dat doorwerken niet meer lonend zou zijn, maar het voorstel van de minister lijkt ons wat mager. Kan de minister toelichten waarom gekozen is voor een ophoging van, naar ik gelezen heb, €250 per maand en daarbij schetsen wat de afwegingen zijn rond het bevorderen van doorwerken? Op dit moment kan in de drie jaar voorafgaand aan de AOW-leeftijd gebruik worden gemaakt van de RVU. Is het een idee, vraag ik de minister, om deze periode iets in te korten, zodat de verhoogde inkomensgrens gedekt kan worden? Graag een reactie op dit voorstel.
Voorzitter. Eerder stoppen met werken kost ook geld, zowel voor de werkgever als voor het Rijk. Hoeveel geld is er de komende jaren beschikbaar voor zowel de subsidieregeling als voor de RVU, en wat zijn de financiële gevolgen van de voorstellen uit de brief van de minister?
Tot slot. Een groot deel van de uitwerking van de voorstellen ligt in handen van sociale partners. Ik begrijp goed dat er soms tegengestelde belangen zijn. We hebben echter wel een gezamenlijke verantwoordelijkheid, ook in het licht van demografische ontwikkelingen. De SGP heeft, zoals gezegd, altijd gepleit voor een goede RVU-regeling in combinatie met een stevige inzet op duurzame inzetbaarheid. Zo willen we de inkomensgrens verhogen. Maar we zien ook dat er soms meer gestaakt dan gesproken wordt; zeer ongewenst als het aan de SGP ligt. Ik roep dan ook vanaf deze plek alle sociale partners op om met elkaar in gesprek te gaan, om op die manier samen te zorgen voor een goede oude dag juist voor mensen met een zwaar beroep.
De voorzitter:
Is dat uw bijdrage? Dan is er een vraag van de heer Stultiens.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Voor de zomer hadden we een motie van de SGP die vroeg om meerdere varianten, meerdere opties. We hebben nu één optie gekregen van het kabinet. De SGP zegt dat wat mager te vinden. Welk bedrag zou volgens de SGP wél voldoende zijn? Waar denkt de SGP zelf aan?
De heer Flach (SGP):
Ik heb in mijn bijdrage een voorstel gedaan. Dat was misschien wat kort, maar ik kan het wel iets toelichten. In het voorstel dat we doen, vragen we of het een mogelijkheid is om te kijken naar een iets kortere RVU-periode — je zou kunnen denken aan tweeënhalf jaar in plaats van drie jaar — en de ruimte die daardoor vrijkomt te gebruiken om de inkomensgrens te verhogen. Op die manier zou je het bedrag om en nabij kunnen verhogen naar €34.000, €35.000 per jaar.
De voorzitter:
We gaan luisteren naar de heer Ceder. Daarna spreekt de heer Mulder. Dat zal de laatste spreker van de zijde van de Kamer zijn. Ik schors dan tien minuten en daarna gaan we door met de termijn van de minister. Dat is dus het spoorboekje, maar nu eerst de heer Ceder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Voorzitter. De laatste jaren van mijn moeders leven bracht zij door in de WIA. Haar lichaam en met name haar knieën waren gewoon op, mede door haar werk als schoonmaker. Dagelijkse werkzaamheden in huis kon ze ook al niet meer pijnvrij doen en de pensioenleeftijd was nog niet in zicht. Ze zorgde voor anderen totdat ze niet meer voor zichzelf kon zorgen. Zo zijn er vele verhalen van mensen van wie het lichaam als gevolg van zware beroepen simpelweg op is voordat de reguliere pensioenleeftijd in beeld komt. Elke ochtend mogen we hier in dit gebouw de schoonmakers begroeten die elke dag bijna onopgemerkt schoonmaken. Ik zie hoe zwaar dat soms kan zijn en soms roofbouw op het lichaam betekent. Ik sta daar niet vaak genoeg bij stil. Daarom wil ik beginnen hen ook vanaf hier te eren. Dank jullie wel dat wij ons parlementaire werk hier kunnen doen.
Voorzitter. Zo zijn er honderdduizenden mensen, in de bouw, de zorg, de politie, de verpleeg- en thuiszorg en nog veel meer, die elke dag weer ervoor zorgen dat Nederland schoner, veiliger, groener, gezonder en welvarender wordt. Als deze mensen niet gezond hun pensioenleeftijd kunnen halen, dan moet er een goede structurele regeling voor hen zijn. De ChristenUnie heeft in haar tegenbegroting van vorige week er ook middelen voor gereserveerd. Gelukkig zegt de minister dat hij hier ook structureel middelen voor heeft. De ChristenUnie kan de minister daarom steunen in zijn voornemen om de regeling door te zetten. Maar over hoe de regeling eruit moeten komen te zien, heb ik wel een paar vragen.
Het gesprek in de polder ligt ondanks het voorstel van de minister nog steeds stil. Welke verantwoordelijkheid voelt de minister om het formele gesprek weer op gang te krijgen? Welke deadlines moeten er gehaald worden om op tijd een nieuwe regeling te hebben?
Over het voorstel zelf. De minister kiest ervoor om de teugels aan te trekken. Daar kiest hij voor, omdat hij de regeling steeds vaker gebruikt ziet worden. De ChristenUnie wil bij die keuze een aantal vraagtekens zetten, want is het niet primair de taak van de werkgevers en werknemers, de sociale partners, om hier samen afspraken over te maken? Is het dan niet vervolgens aan de overheid om dit te faciliteren? Kan de minister reflecteren op zijn rol en op hoe hij zijn taak ziet?
Wat de ChristenUnie betreft ligt er bij de werkgevers ook een grote verantwoordelijkheid om hun werknemers duurzaam inzetbaar te houden. Het gaat hand in hand. Wat zij niet voor elkaar krijgen aan bijvoorbeeld innovatie en verbeterde werkomstandigheden, wordt immers op de samenleving afgewenteld met de kosten van de RVU-regeling. De subsidieregeling duurzame inzetbaarheid en vervroegd uittreden legt de bal wat mij betreft goed bij de sectoren. Wordt deze subsidieregeling doorgezet, vraag ik aan de minister, en hoeveel financiële ruimte is er daarvoor?
Voorzitter. Wij vragen ons ook af: is een subsidieregeling op aanvraag wel de meest geijkte weg? Is het, gezien de aard van dit onderwerp, niet veel passender om naast een regeling afdwingbare doelen te stellen aan de werkgevers om de duurzame inzetbaarheid van werknemers te verhogen en deze ook periodiek te monitoren? Hoe kijkt de minister hiernaar? Ik overweeg een motie.
Voorzitter. Wij leggen het vertrouwen en de verantwoordelijkheid om eruit te komen bij de polder. Dan past het volgens de ChristenUnie ook minder om een maximaal aantal regelingen, zoals de minister dat in zijn brief schrijft, af te spreken. Tegelijkertijd ligt er dan wel een stevige opdracht bij werkgevers en werknemers om eruit te komen bij nieuwe cao-onderhandelingen en eerlijk en scherp te kijken naar de voorwaarden voor een RVU. Dit verantwoordelijkheidsbesef zien wij helaas, gezien het verloop van de onderhandelingen, tot nu toe echter onvoldoende terug. Daarom willen wij tot slot van hieruit de oproep doen aan de polder, de werkgevers en de bonden, om op een verantwoorde wijze hun rol te pakken met de intentie om eruit te komen, zodat we snel duidelijkheid kunnen bieden aan al die mensen met zware beroepen, ook hier op de tribune, die naar dit debat kijken.
Dank u wel.
De voorzitter:
Tot op de seconde nauwkeurig. Knap hoor. De laatste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Mulder van de fractie van de Partij voor de Vrijheid. Na hem schors ik tien minuten.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Een regeling waardoor mensen met zwaar werk eerder kunnen stoppen, moet toch te maken zijn, temeer daar alles en iedereen daar eigenlijk al voor is? Alle spelers op het veld zijn voor. Werknemers willen een regeling, de vakbonden willen een regeling, iedere collega die ik hier vandaag hoor, wil een regeling en even voor alle duidelijkheid: ook de PVV is voor. De wil is er dus van alles en iedereen. Nu nog de voorwaarden, en daar hebben we dan een minister voor. Daarvoor huren we die mannen en vrouwen in. De minister is dus nu aan zet. We hebben, denk ik, vooral behoefte aan wat meer duidelijkheid, want de brief van de minister was nogal vaag. Dat moet veel beter kunnen. Daarom heb ik eerst een paar vragen.
Wat bedoelt de minister in zijn brief met "een gerichte verhoging van het drempelbedrag"? Ik ben gaan bellen, maar ik kreeg geen antwoord op de vraag hoeveel geld er dan is. In de media lees ik dat er 10% is beloofd, maar waarom mogen wij dat in deze Kamer dan niet weten? Graag een antwoord.
Een tweede vraag. Wat is het verschil tussen een signaalwaarde met de bedoeling om bij te gaan sturen enerzijds en een maximumaantal anderzijds? De media – wederom — hebben het dan over begrenzen, maar waarom staat dat dan niet gewoon in die brief?
Ten derde heeft de minister het over een inkomensgrens van €74.000. Het lijkt ons heel correct om ergens een grens te stellen; we moeten een gerichte regeling maken. We willen natuurlijk niet dat het spaarzame geld bij de verkeerde mensen eindigt. Maar de vraag is: heeft de minister nagedacht over die grens? Waarom is die daar gelegd? Hoe komt hij daarbij?
Voorzitter. Los van deze vragen is de minister aan zet. Er was namelijk een regeling en die loopt af. Dat is vreselijk, want die regeling was er niet zonder reden. Mensen thuis trekken het niet meer, zeg ik tegen de minister. Ze moeten ook weten waar ze aan toe zijn. Die regeling moet dus door een andere regeling worden opgevolgd.
Voorzitter. Wij staan aan de zijde van de minister. Maar juist omdat we daar staan, kunnen we hem heel goed in de gaten houden en zien we exact wat hij doet. We eisen dat er een oplossing komt; we eisen dat er een goede regeling komt. We zeggen daarbij tegen hem dat er niet veel tijd meer is. Hij moet snel zijn, stoppen met vage brieven sturen en eindelijk eens regelen dat er een goede oplossing komt.
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan een vraag van de heer Van Kent.
De heer Van Kent (SP):
Is de PVV van mening dat de regeling die de minister mogelijk moet maken hoe dan ook bruikbaar en passend is voor mensen met zwaar werk, bijvoorbeeld bij de politie, in de haven of in de schoonmaak?
De heer Edgar Mulder (PVV):
Jazeker, maar ik ga hier niet meeregeren, want daarvoor hebben we een minister. Ik ga hem ook niet vertellen hoe hij het moet doen. Ik ga dus ook niet vertellen vanaf welk exact bedrag het moet. Hij moet zorgen dat er een regeling komt die goed is voor mensen met zware beroepen. Het interesseert me helemaal — hoe zal ik dat netjes zeggen? — niets hoe hij het voor elkaar krijgt, maar hij moet het nu gaan regelen. Dat is opnieuw mijn oproep.
De heer Van Kent (SP):
Zo'n oproep hebben we ook al eerder op X gezien, namelijk van uw partijleider. Maar begrijp ik dan goed dat de PVV zegt: "Nee, we gaan de minister geen inspanningsverplichting meegeven, maar een resultaatverplichting. Wat de minister ook gaat doen aan de onderhandelingstafel, het resultaat moet zijn dat de regeling passend en bruikbaar is voor mensen met zwaar werk bij de politie, in de haven en in de schoonmaak"?
De heer Edgar Mulder (PVV):
Er moet een regeling komen waardoor mensen met zware beroepen eerder kunnen stoppen met werken.
De heer Van Kent (SP):
Klopt het dat de PVV hier de minister opdraagt om met een regeling te komen die bruikbaar is voor mensen met zwaar werk bij de politie, in de haven en in de schoonmaak? Klopt dat?
De heer Edgar Mulder (PVV):
Mijn collega heeft me heel goed gehoord. De minister moet zorgen dat er een regeling komt zodat mensen met zware beroepen eerder kunnen stoppen.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Ik verbaas me over het vage antwoord van de PVV. Een paar jaar terug zijn er heel duidelijke woorden gebruikt, zoals "verraad naar de eigen achterban" en "een klap in het gezicht van mensen". Dat zijn citaten van u en uw collega's. Nu zegt u eigenlijk: we staan naast de minister, maar hoe die het doet maakt niet uit. Waarom zegt de PVV niet zelf wat ze willen? Wat vindt de PVV een goede vroegpensioenregeling?
De heer Edgar Mulder (PVV):
Weet u wat verraad van de achterban was? Dat is akkoord gaan met een pensioenakkoord en een nieuwe pensioenwet zonder dit soort dingen te regelen. In debatten die we destijds gehad hebben, hebben we úw partij erop aangesproken. We hebben gezegd: doe het niet, vraag nu wat terug! En u vond het allemaal wel goed. U ging allemaal akkoord. Dát is verraad van de achterban. We hebben de PvdA en GroenLinks gewaarschuwd, maar ze zijn akkoord gegaan en dat is verraad.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Maar gelukkig kunnen we die fouten vandaag herstellen. Er ligt een amendement van onze kant: structureel, permanent en verruimd. Daar zouden al die mensen blij mee zijn. Tekent de PVV mee en lossen we het vandaag dus op, of niet?
De heer Edgar Mulder (PVV):
Dat amendement, en dat wist mijn collega van tevoren, is van generlei waarde als je er een dekking bij doet die voor de coalitiepartijen onacceptabel is. Dat wist mijn collega van tevoren. Het is dus een beetje een showtje voor de bühne. De basis blijft en de beginfout is gemaakt door de bonden én de PvdA én GroenLinks door akkoord te gaan met een pensioenakkoord. Daarvan zei de voorzitter van de werkgevers destijds: het is een dikke 8,5. Als je dat al hoort van de werkgevers, weet je dat je fout zit. U had er nóóit mee akkoord moeten gaan.
De voorzitter:
Afrondend.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Ik zie veel passie en emotie als het gaat om 2019. Hartstikke leuk. Vandaag zitten we in 2024. We kunnen het nu regelen en de PVV weigert te leveren.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Mijn oproep aan de minister was, denk ik, heel duidelijk.
De voorzitter:
Ik schors tien minuten. Daarna gaan we luisteren naar de minister.
De vergadering wordt van 17.29 uur tot 17.41 uur geschorst.
De voorzitter:
Het woord is aan de minister.
Termijn antwoord
Minister Van Hijum:
Dank u wel, voorzitter. Dank ook aan de leden van de Kamer voor hun vragen en voor de gelegenheid om in dit spoeddebat de inzet van het kabinet toe te lichten. Ik begrijp de aanleiding en ik begrijp ook het ongeduld; dat zeg ik maar even. Ik moet eerlijk zeggen dat ik hier natuurlijk liever niet had gestaan maar in onderhandeling zou zijn met de vakbonden en de werkgevers. Dat is helaas echter nog niet het geval. Graag licht ik in dit debat toe hoe dat proces is gelopen en wat de inzet van het kabinet is. Hopelijk kan ik ook een aantal misverstanden over het voorstel wegnemen.
Laat ik om te beginnen het volgende aangeven. De heer Ceder en een aantal anderen vroegen me of ik me eigenlijk wel verantwoordelijk voel voor dit probleem. Ik kan u aangeven dat dit bij mijn aantreden eigenlijk het eerste probleem was dat nadrukkelijk op mijn bord is gelegd. Ik heb daarvan aangegeven dat dit een onderwerp is dat we snel met elkaar moeten oplossen. Hier moet een doorbraak in komen. Dit was natuurlijk al een lang slepende discussie. Daar heeft een aantal van u op gewezen. Het is ook een gegeven dat de sociale partners er onderling nog niet uit zijn gekomen en dat er ook met het kabinet nog geen overeenstemming is bereikt. Op tafel ligt echter wel aantal afspraken in het pensioenakkoord uit 2019 die een vervolg moeten krijgen. Daar begin ik toch mee; de heer Mulder verwees daar ook naar. Ook in dat pensioenakkoord is natuurlijk aangegeven dat er hoe dan ook een structureel pakket aan maatregelen moet komen, nog even afgezien van de vraag wat dat dan precies moet inhouden.
Laat ik ook beginnen met te zeggen dat dit kabinet echt zaken met de polder wil doen. Dat geldt natuurlijk voor pensioen, vroegpensioen en zwaar werk, maar het geldt ook voor een aantal andere thema's, zoals arbeidsmarkt, sociale zekerheid en arbeidsmigratie. Op tal van terreinen zullen we vakbonden en werkgevers nodig hebben. Het is de inzet van dit kabinet om samen met de maatschappelijke partners beleid te maken en tot goede afspraken te komen. Ik voeg daar nog één persoonlijke motivering aan toe. Ik wil zelf echt staan in de Rijnlandse traditie. Die is gericht op overleg met werkgevers en vakbonden, op afspraken die gericht zijn op de lange termijn en op brede welvaart. Dat betekent dat je in die samenwerking moet investeren. Ik vind het toch wel belangrijk om dat even te benoemen bij deze gelegenheid waar we voor het eerst over een polderonderwerp spreken. Laat ik er het volgende aan toevoegen. Er is geen sprake van wat ik vanochtend in een ochtendkrant las, namelijk dat ik daarin op voorhand één kant zou kiezen. Ik sta hier voor het algemeen belang en we proberen met de polder tot goede afspraken te komen.
Het heeft er allemaal toe geleid dat wij op 4 september op het ministerie in aanwezigheid van de vakbonden en de werkgevers een voorstel hebben gepresenteerd. Helaas heeft dat er echter toe geleid dat de vakbonden op 5 september hebben aangegeven dat zij geen aanleiding zagen om het geplande overleg door te laten gaan. Ik heb toen opnieuw een uitnodiging gedaan, voor 12 september. Dat was na de eerste stakingen. Dat verzoek is ook afgewezen. Eigenlijk staan we hier nu dus met de vraag: hoe verder? Daar kom ik uiteraard zo dadelijk verder over te spreken.
De discussie spitst zich toe — dat begrijp ik — op de RVU, de regeling voor zware beroepen, op het vervroegd uittreden. Ik moet zeggen dat ik blij ben dat ik breed in de Kamer, van links tot rechts, hoor dat er natuurlijk een bredere discussie is. Het gaat niet alleen over vervroegd uittreden. Het gaat natuurlijk in de eerste plaats om de vraag hoe we ervoor zorgen dat iedereen gezond het pensioen haalt. Dat was ook de insteek van de afspraken in het pensioenakkoord en dat is ook het vertrekpunt voor het beleid dat wij voorstellen in de brieven die ik u heb gestuurd. Daar komt één ding bij: we hebben in de arbeidsmarkt van vandaag en morgen echt iedereen nodig. We weten met elkaar dat we grote tekorten hebben in tal van sectoren: in de zorg, in het onderwijs, in de veiligheid en in de techniek. Kortom, we kunnen het ons ook niet veroorloven om al te makkelijk te doen over de discussie en om talenten van mensen te snel af te schrijven. Waarom zouden mensen kennis die ze in een sector hebben opgedaan, bijvoorbeeld niet deels inzetten om jongeren op te leiden? U hebt er tal van voorbeelden van genoemd dat er ook mogelijkheden zijn om iets te doen met duurzame inzetbaarheid. Daarom is het akkoord waar ik op uit ben namens het kabinet, echt breder dan alleen een regeling voor zwaar werk. Dat maakt daar een wezenlijk en substantieel onderdeel van uit — laat daar geen misverstand over bestaan — maar het is niet het enige. Het begint bij de discussie over duurzame inzetbaarheid, een leven lang ontwikkelen, de mogelijkheden die je hebt voor bij- en omscholing, waar de heer Vijlbrief naar heeft verwezen, arbeidsomstandigheden, maatregelen die de werkbelasting verlichten. Dat kan in de techniek en ondersteuning gezocht worden. Dat kan soms ook in de organisatie gezocht worden, in werkverdeling. Daar is voor de komende jaren nog budget voor beschikbaar. Een aantal van u vroeg daarnaar. Bij de start van de regeling voor duurzame inzetbaarheid is daar 1 miljard euro voor beschikbaar gesteld. Dat is echt flink geld geweest in 2019. We kunnen daar nog een aantal jaren mee vooruit.
De tweede optie, waar de heer Flach volgens mij naar vroeg, is dat je aan het einde van je loopbaan naar mogelijkheden kunt kijken voor meer flexibiliteit, zoals deeltijdpensioen en verlofsparen. Wij hebben in het kader van het pensioenakkoord de fiscale mogelijkheden voor verlofsparen verruimd naar 100 weken. Dat kun je ook gebruiken om minder te werken of om eerder te stoppen. Dat kan in een cao ook verder worden ingevuld. Er zijn heel veel sectoren waar daar goede afspraken over zijn gemaakt. Ik wijs bijvoorbeeld naar de cao voor de verpleeg- en verzorgingshuizen en de thuiszorg, waar het idee van het balansbudget is ingevoerd waarmee, zeker aan het einde van je loopbaan, die balans tussen nog doorwerken en tegelijkertijd meer hersteltijd, meer rust, nemen kan worden ingevuld. Daar blijven nog wel wat aandachtspunten bij geldig, bijvoorbeeld of je dat budget kunt meenemen als je naar een andere werkgever gaat. Ook over de knelpunten bij dat soort maatregelen zouden wij graag in gesprek gaan met vakbonden en werkgevers.
Dan kom ik bij het hoofdbestanddeel van waar de vragen over gaan, namelijk de RVU zelf, de regeling voor zwaar werk. Dit kabinet onderkent — ik persoonlijk doe dat ook — dat niet iedereen gezond het pensioen haalt. De heer Vermeer zei dat heel treffend: mensen kunnen kapotgaan aan werk. Dat raakte me wel, want ik denk dat dat de kern van de discussie is. Er zijn zware beroepen en er zijn omstandigheden waarin het reëel is dat mensen eerder stoppen en de wens hebben om eerder te stoppen, zeker als ze lang in dat beroep hebben gewerkt.
De RVU die als tijdelijke maatregel is afgesproken in 2019, heeft op zichzelf voor een deel goed gewerkt, omdat in een aantal sectoren afspraken zijn gemaakt in cao's die zich toespitsen op functies, op werkzaamheden, die daadwerkelijk aan die definitie tegemoetkomen. Het is onze nadrukkelijke wens om de invulling daarvan zo veel mogelijk aan cao-partijen te laten. Een aantal van u heeft daarnaar gevraagd. Ja, die verantwoordelijkheid zouden wij graag aan cao-partijen laten. Tegelijkertijd is er een keerzijde aan de discussie. De heer Aartsen en een aantal anderen hebben daarop gewezen. Je ziet nu regelingen ontstaan in sectoren en beroepen waar we dat niet op voorhand hadden verwacht, bijvoorbeeld in beroepen met een meer administratief karakter of een heel generiek karakter, waarvan wij ons kunnen afvragen of dit de gerichte afspraak is die we voor ogen hadden. Dan dreigt inderdaad al snel dat de regeling een nieuwe VUT wordt, een nieuwe afvloeiingsregeling. Wij denken echt dat wij er met vakbonden en werkgevers een gezamenlijk belang bij hebben, zo beluister ik ook de meerderheid hier in de Kamer, om die afspraken gerichter te maken om te voorkomen dat we, als we een regeling voortzetten, hier over twee, drie jaar weer staan omdat we moeten constateren dat die weer uit de klauwen is gelopen, dat die niet beheersbaar is, dat die toch het karakter van een vroegpensioenregeling heeft gekregen.
En ja, zeg ik in de richting van de heer Vijlbrief, het is in dat opzicht een nadeel dat het fiscale instrumentarium generiek is, dus dat geldt eigenlijk voor iedereen. Je koppelt het niet op voorhand aan een cao waar je voorwaarden aan stelt. Tegelijkertijd maak je de afspraak om het gerichter te maken wel met sociale partners. Daarom hebben wij het voorstel gedaan om evaluatiemomenten in te bouwen, om jaarlijks te kijken hoe het met die afspraken over gerichtheid gaat en om na drie jaar de balans op te maken of het is gelukt of niet is gelukt. Dat soort afspraken heb je wel nodig om het gezamenlijk belang voor ogen te houden.
De heer Vijlbrief (D66):
Ik vraag toch even door aan de minister. Hier lijkt iets van een oplossing te zitten als de minister graag de Kamer in haar geheel wil meekrijgen. We hebben een generieke regeling. De minister zegt: afspraken over gerichtheid moeten geregeld worden in het overleg met de sociale partners. Maar de overheid, de minister, zal toch een idee moeten hebben van wat hij "gericht" vindt? Hoe gaat de minister anders evalueren of het goed of niet goed is? Daar ben ik heel benieuwd naar. Dat lijkt weer op het definiëren van zware beroepen, maar dat kunnen we niet. Dus hoe gaat de minister dat dan doen?
Minister Van Hijum:
Dat is een terechte vraag. Ik denk dat we moeten vasthouden aan het uitgangspunt dat we het moeten willen regelen op centraal niveau, maar je kunt hier wel naar kijken binnen de cao's. De politie is al als voorbeeld genoemd, maar ik noem hier opnieuw ook de verpleging, de verzorging en de thuiszorg. Er is daar echt gekeken naar functies, beroepen en omstandigheden die de werkzaamheden zwaar maken. Men is tot een afbakening gekomen voor wie de regeling geldt. Dat heeft te maken met de omstandigheden, maar ook vaak met de duur, het aantal jaren waarin je het beroep hebt uitgeoefend. De sectoren die ik noem, vind ik daar echt goede voorbeelden van. Andere zijn in dat opzicht veel minder gericht. Je zou openlijk de discussie moeten voeren over de vraag of het aan de voorwaarden voldoet. Zo niet, dan zal die afspraak aangepast moeten worden.
De heer Vijlbrief (D66):
Voorzitter, afrondend. Ik probeer het te begrijpen. Als in de banken-cao de afspraak wordt gemaakt om voor zware beroepen iets mogelijk te maken, dan wil de minister dus dat daarin staat dat de zwaarte voor de CEO van de bank wel meevalt, maar dat er wel iets geregeld moet zijn voor degenen die daar echt zwaar werk doen. Het is een slecht voorbeeld, maar moet ik aan zoiets denken?
Minister Van Hijum:
Je zult inderdaad moeten onderbouwen voor wie en waarom de regeling van toepassing is binnen de cao. Voor welke functies en werkzaamheden geldt de regeling? Ik zeg in alle openheid dat er ook vanuit de bonden goede voorbeelden zijn aangedragen voor hoe je dat in een sector kunt doen. Daar zijn ook methodieken voor. Die wil ik niet per se als standaard voorschrijven, want ik wil samen met de bonden en werkgevers het gesprek voeren over hoe je op een goede manier handen en voeten geeft aan de monitoring. De suggestie is dat wij dat al helemaal hebben uitgedacht en vervolgens opleggen. Nee, dit is echt een belangrijk onderdeel van het gesprek. Het is een heel wezenlijk onderdeel van het gesprek, want het is mijn oprechte overtuiging dat als we die afspraken niet goed maken, we hier over twee à drie jaar weer staan, elkaar aankijken en ons afvragen: hoe hebben we dit kunnen afspreken? Daar helpen we uiteindelijk helemaal niemand mee.
De heer Aartsen (VVD):
Ik ga samen met de heer Vijlbrief zoeken naar die opening. Beluister ik de minister goed dat hij zegt dat de signaalwaarde, die hij in de brief beschrijft, eigenlijk de stok achter de deur is om te proberen te voorkomen dat we generiek ... We zien inderdaad in een aantal sectoren, in een aantal cao's, dat er wel generieke regelingen worden afgesproken. Dat staat ook in het lijstje dat de minister zelf stuurt. Begrijp ik de minister goed dat hij zegt: "we zullen echt scherper moeten zijn richting de polder als het gaat om de vraag wat wel en wat niet, en we zullen daar ook veel meer op moeten sturen"? Is dat zijn idee van een sturingsmechanisme? Ik zoek daar een beetje naar.
Minister Van Hijum:
We hebben inderdaad gezocht naar manieren, naar mechanismen, naar signaalwaarden om te kunnen vaststellen of we nog op de goede weg zitten. Nogmaals, dat is geen quotum en dat zijn ook geen harde eisen die we op voorhand hebben gesteld. Het zijn voorstellen die we aan onze partners hebben gedaan om dat vraagstuk met elkaar te kunnen bespreken en te adresseren.
Ik was bijna gekomen bij het punt van die signaalwaarde, maar ik begin toch met de intentie die we hebben om uitvoering te geven aan het pensioenakkoord. We willen een structureel pakket aan maatregelen nemen en dat ook echt handen en voeten geven door structureel geld te reserveren voor zo'n regeling. De misverstanden die daarover zouden kunnen bestaan, kan ik echt wegnemen. We hebben een structurele reservering, maar de vraag of het een structurele regeling wordt, hangt natuurlijk ook af van de vraag of je met elkaar tot een goede afbakening en tot goede afspraken kunt komen. Ik herhaal: we hebben geen voorstel gedaan voor een quotum, maar wel voor een signaalwaarde.
Wat is de achtergrond daarvan? Want er is inderdaad wel een getal genoemd. In 2023 bedroeg de werkzame beroepsbevolking in de leeftijd van 64 tot 66 jaar 214.000 personen. Als bijvoorbeeld — daar zitten we op dit moment nog niet op — maar 15.000 mensen per jaar gebruik zouden maken van de RVU, dan zouden dat over een periode van drie jaar 45.000 mensen zijn. Dan gaat het aantal mensen dat in de RVU zit al richting de 20% van die werkzame beroepsbevolking, dus een op de vijf. Daarvan is dan de vraag of dat wel of niet een indicator is om te achterhalen of je nog met een gerichte regeling bezig bent of dat je dan toch bezig bent om een vroegpensioenregeling te maken. Het is geen hard getal, want je kunt zeggen: waarom niet een op vier of een op zes? Maar je zult ook ergens de omvang moeten begrenzen, zodat het een bijzondere regeling is voor bijzondere gevallen. Dat gesprek zouden we heel graag met de bonden en de werkgevers voeren.
De heer Van Kent (SP):
Ik ben de afgelopen tijd bij een aantal grote werkgevers geweest. Ik ben geschrokken van het feit dat de Ziektewet en de WIA nu als een soort VUT-regeling worden gebruikt. Het UWV kijkt helemaal niet meer naar 60-plussers. Werkgevers, bijvoorbeeld in de aannemerssector, zeggen ook: het is voor ons heel erg duur, want we moeten werknemers twee jaar doorbetalen en daarna gaan ze ongezien de WIA in. Vindt de minister ook dat er op dit punt signaalwaardes zouden moeten zijn en dat als er in bepaalde sectoren een grote instroom in de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen te zien is, dat dat dan de reden zou moeten zijn om juist die vroegpensioenregeling te gaan uitbreiden?
Minister Van Hijum:
Ik ben me in ieder geval goed bewust van de samenhang tussen die twee discussies. We hebben ook een discussie over de 60-plusmaatregel bij de keuring bij de WIA gehad. Ik ben me heel goed bewust van de samenhang die er tussen die twee vraagstukken ligt, omdat niet iedereen gezond het pensioen haalt. Dat kan met werk te maken hebben. Dat kan natuurlijk ook met persoonlijke gezondheidsomstandigheden van mensen te maken hebben. Maar ik aarzel een beetje om die discussie over signaalwaarden ook voor de WIA te gebruiken, want daar zul je uiteindelijk altijd op basis van een individuele beoordeling moeten vaststellen of iemand arbeidsongeschikt of -geschikt is.
De heer Van Kent (SP):
Als we bijvoorbeeld in de metaalsector zien dat er een hele grote toename is van het aantal arbeidsongeschikten en we dit signaal ook krijgen van aannemers, zou dat dan ook niet een reden voor de minister moeten zijn om te zeggen: de andere kant van de medaille van het vroegpensioen is dat er heel veel mensen doodziek aan hun gepensioneerde leven beginnen? Zou dat ook niet de reden moeten zijn om juist te pleiten voor een ruime en een niet in aantallen begrensde vroegpensioenregeling?
Minister Van Hijum:
Ik zie de samenhang wat betreft die discussies wel, maar als u het nou over de WIA wil hebben ... Als er een grote uitstroom in de arbeidsongeschiktheidsregeling in een bepaald bedrijf of bepaalde sector te constateren valt, dan denk ik dat de eerste vraag is: hoe kan het en hoe kun je de arbeidsomstandigheden en de veiligheid verbeteren, zodat die uitstroom niet plaatsvindt? Dat zou dan toch de eerste discussie moeten zijn? Maar waar we het hier over hebben, is of je beroepen, functies en werkzaamheden kunt identificeren die zo zwaar belastend zijn, fysiek of mentaal — daar kom ik zo ook nog op — dat je in redelijkheid niet kunt zeggen dat mensen die daar zo lang in hebben gezeten het volhouden tot 67 jaar.
De voorzitter:
Ten slotte.
Minister Van Hijum:
Dan is er wat ons betreft een reden om te zeggen: dan openen we die route. Maar dan zul je wel een aantal afspraken moeten maken over de voorwaarden.
De voorzitter:
Ten slotte.
De heer Van Kent (SP):
Ik roep de minister echt op om met die werkgevers in gesprek te gaan. Want als je bijvoorbeeld aan een bedrijfsarts in een bepaalde sector met zwaar werk vraagt wat een redelijke pensioenleeftijd zou zijn, dan kom je niet eens aan de 65 of de 63. In sommige sectoren ligt die leeftijd bijvoorbeeld op 60. Daar zie je een grote instroom in de WIA. Vindt de minister ook niet dat dat dus niet de route moet zijn? Vindt hij niet ook dat er door die steeds verder stijgende AOW-leeftijd, bijvoorbeeld voor die mensen die bij de politie, in de schoonmaak, in de metaal of in de haven werken, per definitie een regeling moet zijn die passend en bruikbaar is om op tijd te kunnen stoppen met werken?
Minister Van Hijum:
Daar hebben we het nu toch over? In het pensioenakkoord staat dat die stijging van de pensioenleeftijd naar 67 niet voor iedereen makkelijk te halen is, juist om de reden die de heer Van Kent noemt. Dus maken we in ieder geval een tijdelijke regeling. Nou, we hebben het nu inmiddels al weer over een wat minder tijdelijke regeling en we kijken nog weer verder vooruit. Ik zie dat die aanleiding er nog steeds is. Daarin geef ik de heer Van Kent gewoon gelijk. Maar ik waarschuw ook voor een aantal randvoorwaarden, die vervuld moeten zijn om er ook een houdbare, duurzame regeling van te maken.
De heer Vermeer (BBB):
De heer Van Kent noemde het net alweer een vroegpensioenregeling. Maar, zo vraag ik de minister, dit gaat toch echt over een regeling voor zware beroepen en niet over een algemene vroegpensioenregeling?
Minister Van Hijum:
Ja, volgens mij heb ik dat heel helder gezegd. Dat is ook precies de reden waarom die afspraken met sociale partners over hoe je tot een afbakening komt, hoe je dat volgt en hoe je dat monitort met elkaar, zo belangrijk zijn. Vandaar ook, nogmaals, de discussie over de signaalwaarde. Daarom willen we ook graag naar die jaarlijkse monitoring en die ijkmomenten per drie jaar. Het eerste echte ijkmoment zou begin 2029 zijn. Binnen die ijkmomenten kun je ook vaststellen of de regeling zoals we haar hebben bedacht, nog voldoet aan de doelstellingen die — zo herhaal ik opnieuw — met elkaar zijn gesteld. Nogmaals, wij zijn oprecht geïnteresseerd in de ideeën van de bonden die ons kunnen helpen om dat verder in te vullen. Ik hoop echt zeer dat dat gesprek van de grond komt.
Dan heeft een aantal van u vragen gesteld over de inkomensgrens en gevraagd of die inkomensgrens verhoogd zou kunnen worden. Als ik het goed heb, ligt er morgen bij de wetsbehandeling een amendement van GroenLinks-PvdA en SP voor. Nog afgezien van de bezwaren die ik heb tegen de dekking daarvan, zou ik u willen aanraden om die weg niet op te gaan. Wat is het idee achter de RVU? Eigenlijk bootsen we de vervroegde AOW na; vandaar dat we ook de netto-uitkering van een AOW op het niveau van alleenstaanden fiscaal faciliteren. Ik herhaal het nog maar even. U weet dat ongetwijfeld, maar er wordt weleens gedacht dat de overheid dat betaalt. Maar nee, het is een regeling die de werkgever betaalt. Wij maken dat fiscaal mogelijk door daar geen boete op te zetten. Het idee is dat je de AOW-leeftijd voor die specifieke groep toch iets eerder laat ingaan. Er is discussie over mogelijk of dat de mensen met lagere inkomens voldoende in staat stelt om die stap te kunnen maken. Daar hebben wij ook oog voor, maar dan wel in relatie tot het gegeven dat de problemen vaak ontstaan doordat je pensioen naar voren moet halen. Je bouwt dan minder pensioen op of het pensioen dat je naar voren moet halen, is dan lager doordat je een deel eerder gebruikt. Voor die problematiek willen we nadrukkelijk ook aandacht hebben. Daarom heb ik ook aangegeven dat er wat het kabinet betreft echt ruimte is voor een discussie over een verhoging van het drempelbedrag. Ik begrijp dat iedereen graag een getal wil horen, maar ik zou u echt willen vragen om de onderhandelingen de ruimte te geven. Maar wat ons betreft is dit wel degelijk een serieuze en betekenisvolle stap om die regeling ook beter toegankelijk te maken.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Veel dank. Mijn vraag gaat over het drempelbedrag, vooral over hoe we als Kamer kunnen beoordelen wanneer we het nou hoog genoeg vinden. We moeten als Kamer ook weten wat het SZW of de rijksoverheid kost. We lezen in de brief dat het kabinet denkt aan een bedrag van ongeveer €30.000 bruto. Wij denken aan een bedrag van ongeveer twee keer zo hoog. Ik ben benieuwd hoeveel het extra kost om het amendement van onze kant te doen. We kunnen ook weer denken over die dekking. Daar komen we wel uit. Maar ik wil dan wel weten hoeveel het ongeveer extra kost in vergelijking met wat nu op tafel ligt.
Minister Van Hijum:
Kijk, dat is het lastige van onderhandelingen. Ik zou toch graag willen verzoeken om ons de ruimte te geven om die onderhandelingen met de bonden te voeren. Ik kan morgen misschien nog iets meer zeggen over de dekking, over het verschil ten opzichte van het voorstel van het kabinet. Maar ik vind dat het de onderhandelingspositie niet ten goede komt als ik hier nu concreet de bedragen op tafel ga leggen.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Maar is het geldbedrag wel vast afgesproken binnen het kabinet? Is daar nog ruimte in mogelijk? Of is het nu gewoon met elkaar afgesproken?
Minister Van Hijum:
Nee, als dat uw vraag is, laat ik daar dan helder over zijn. We hebben in het kabinet structurele dekking voor het verlengen van de regeling afgesproken, onder voorwaarden, zeg ik nogmaals. Daar zit natuurlijk wel een gedachte achter die in het verlengde ligt van de toelichting die ik net gaf. Over dat bedrag wil ik echt graag de onderhandelingen met de bonden kunnen voeren.
De heer Van Kent (SP):
Het is heel belangrijk dat de minister ook nog even benadrukt dat dit geld is dat door werkgevers wordt betaald aan werknemers. Dit wordt niet betaald door de overheid, maar er wordt dan alleen geen boete toegepast door de overheid. Vervolgens moet er gewoon nog loonbelasting betaald worden en alles wat daarbij hoort.
Minister Van Hijum:
Zeker.
De heer Van Kent (SP):
Dat is wel even heel goed om in dit debat op te merken. Mijn vraag is als volgt. Ik had net een debat met de PVV over voor wie die regeling dan straks toegankelijk en bruikbaar zou moeten zijn. De PVV wilde wat dat betreft geen inspanningsverplichting opleggen aan deze minister. Maar als het gaat om het resultaat vraag ik de minister: moet de regeling die straks wordt afgesproken passend en bruikbaar zijn voor mensen die zwaar werk hebben, die bijvoorbeeld bij de politie, in de schoonmaak of in de haven werken? Dus moet die regeling ook passend en bruikbaar zijn voor deze inkomensgroepen?
Minister Van Hijum:
Ja.
De heer Flach (SGP):
Ik begrijp dat de minister niet de onderhandelingen gaat voeren via de interruptiemicrofoon en dat hij niet met allerlei bedragen gaat komen. Tegelijk zien we dat de boel nu behoorlijk vastzit. Het kabinet heeft een bedrag gereserveerd. Achter de coulissen circuleert een bedrag. Ik ben op zoek naar mogelijkheden. Is de minister bereid om serieus te kijken naar de mogelijkheid om iets te variëren in de periode waarvoor die regeling geldt tot aan de AOW en om dat bedrag in te zetten voor een hogere inkomensgrens, zodat je op die manier toch wat meer mensen gebruik kunt laten maken van die regeling?
Minister Van Hijum:
Eerlijk gezegd is het misschien niet zozeer de vraag of wij die bereidheid zullen hebben, maar ook of dat voor sociale partners acceptabel zou kunnen zijn. Voor ons is er best een en ander bespreekbaar wat betreft de precieze vormgeving en uitwerking. Ik zou ook heel graag, nogmaals, dat debat inhoudelijk zo snel mogelijk voeren. Maar binnen die speelruimte kunnen we een en ander met bonden afspreken, en niet te vergeten met de werkgevers, want die moeten het voor een deel ook betalen.
De heer Flach (SGP):
Dat begrijp ik, maar de Kamer verhoudt zich niet tot de bonden, hoewel ik ze net heb opgeroepen om hun verantwoordelijkheid te nemen en niet de economie lam te leggen, waarmee nu wordt gedreigd, want daarmee los je helemaal niks op en help je helemaal niemand. Maar ik heb goed gehoord wat de minister zegt. Ik zal hem in de tweede termijn ondersteunen met een motie.
Minister Van Hijum:
Oké.
De voorzitter:
Prima. Kunnen we al naar de tweede termijn?
Minister Van Hijum:
Nou, bijna. Ik ben echt bijna klaar.
Ik heb toch nog één opmerking in de richting van de heer Stultiens, die nog een vraag had over de inkomensgrens. Hij zei: je hebt al dat drempelbedrag, waarom moet je dan ook nog die inkomensgrens hanteren? Onze redenering is dat het niet onredelijk is om de discussie over inkomen bij die discussie te betrekken. De hogere inkomens kunnen nu eenmaal eerder zelf beslissen om eerder te stoppen. Ook dit wil ik nadrukkelijk onderdeel laten zijn van het gesprek met de sociale partners. Maar ik moet eerlijk zeggen dat ik wel een beetje de argumenten van de heer Stultiens begrijp dat je ook kunt redeneren dat dit misschien wel wat dubbelop is. Voor ons maakt het onderdeel uit van de totale afspraken die je maakt met sociale partners over hoe je dit beheersbaar maakt en hoe je ervoor zorgt dat dit geld op de goede plek terechtkomt en zijn werk doet. Wat dat betreft is hier nadrukkelijk wel over te spreken.
Over selectief maken heb ik het gehad.
Tot slot het proces. Een aantal van u heeft gevraagd: hoe gaat dit nu verder? Ik zal u eerlijk zeggen dat ik hoop dat deze uitleg in ieder geval uw Kamer heeft overtuigd, en de ruimte biedt om met de sociale partners de dialoog aan te gaan en tot een betekenisvolle regeling te komen voor de groepen waarvoor die bedoeld is. Wij hebben de brief van FNV natuurlijk ook gekregen. Daarin staan drie punten genoemd. Ik lees daarin eerlijk gezegd geen showstoppers voor een goed, inhoudelijk gesprek op dat punt. We gaan het natuurlijk goed wegen. Ik zal te zijner tijd, op het gepaste moment, echt proberen om met bonden en werkgevers in gesprek te komen om het goede, inhoudelijke gesprek te voeren. Ik wacht natuurlijk ook de moties van uw Kamer af, met de signalen die u meegeeft. Ik heb ook een aantal aansporingen gehoord om op deze weg door te gaan. Mij is er ontzettend veel aan gelegen om hieruit te komen. Ik hoor de resultaatsverplichting, die ik persoonlijk ook zo voel. Ik wil gewoon heel graag een goede regeling.
Misschien tot slot nog één opmerking, over de politie. U weet dat daar voor een deel een separaat proces loopt. De regeling voor de politie loopt al af per 1 januari 2025, terwijl de regeling waarover we het vandaag hebben pas op 1 januari 2026 afloopt. We hebben dus nog wel even de tijd, maar die voel ik niet, want ik wil hier zo snel mogelijk uit komen met de polder. Tegelijkertijd voert mijn collega van Justitie en Veiligheid, de heer Van Weel, overleg met de politiebonden om te bekijken hoe we het tijdelijke probleem voor de politie op een goede manier kunnen oplossen. Ik heb er eerlijk gezegd goede hoop op dat we daaruit zullen komen.
De voorzitter:
Dank u wel. Tot zover uw termijn. Begrijp ik dat goed?
Minister Van Hijum:
Ja.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik wil de minister bedanken voor zijn antwoorden. Misschien heb ik het antwoord gemist, maar ik heb ook een vraag gesteld over de subsidieregeling. Wij zijn blij dat deze regeling er is voor ondernemers om in te zetten op innovatie en verbeterde werkomstandigheden. Ik denk dat het en-en is, en dat die regeling hand in hand gaat met een structurele regeling. Ik heb toch ook vraagtekens bij de aard ervan. De aard van de subsidieregeling is dat een werkgever een aanvraag moet doen. Dat zullen niet alle werkgevers doen. Er zit een bepaalde vrijblijvendheid in. De minister schetst de urgentie en de noodzaak om de komende tijd als samenleving, dus ook juist de werkgevers, in te zetten op verbeterde werkomstandigheden. Wij vroegen ons daarom af of het niet beter is om afdwingbare doelen te formuleren. We willen dat deze regeling in de toekomst steeds minder nodig is, niet omdat we mensen afknijpen, maar omdat we de werkomstandigheden dusdanig verbeteren. Hoe kijkt de minister daarnaar, ook gezien de aard van de subsidieregeling? Zouden we dat eigenlijk niet ook veel afdwingbaarder moeten neerleggen?
Minister Van Hijum:
Ik kan een heel eind meegaan in de gedachte. De vraag is wel een beetje wat die afdwingbare doelen dan zouden moeten zijn. Ik denk dat het een hele goede suggestie is om een sterkere koppeling te leggen tussen de beschikbare middelen om duurzame inzetbaarheid te stimuleren, ook in het kader van een Leven Lang Ontwikkelen en dat soort zaken, en de specifieke regelingen voor vervroegd uittreden. Ik wil die suggestie ook heel graag met de sociale partners bespreken.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank. Ik zal in de tweede termijn ook met een motie komen om te bekijken hoe we de minister daarbij kunnen helpen.
De voorzitter:
Heel goed.
De heer Aartsen (VVD):
Dank aan de minister voor de beantwoording. Hij begon zijn betoog met het Rijnlands model. Ik ben toch een beetje abuis als het gaat om het proces van dit moment. De minister spreekt over zijn aanbod en over gesprekken. Vervolgens heeft hij het over: niet aan tafel krijgen. Dat kunnen we ook uit de media vernemen. Is de huidige situatie inderdaad dat er nog geen echt gesprek heeft plaatsgevonden? Ik ben dus benieuwd wat nu de stand van zaken is. Volgens mij heeft de minister een keurige brief geschreven en een keurig aanbod gedaan. Is het nu wachten tot er iets gebeurt? Wat is nu de stand van zaken in de polder?
Minister Van Hijum:
Ik denk dat er ook belangstellend naar dit debat wordt gekeken. Afhankelijk van de uitkomsten hiervan zullen wij ook weer een vervolgstap zetten bij de oprechte poging om iedereen aan tafel te krijgen om over deze regeling te spreken. Ik heb in dit debat ook geprobeerd om een aantal misverstanden weg te nemen die, zogezegd, tamelijk hardnekkig in de media verschenen. Ik heb ook aangegeven waar er wat ons betreft nog ruimte is om genuanceerd te kijken naar onderdelen van de afspraken. Maar ik heb ook het grote belang benadrukt van het komen tot gerichte afspraken om de regeling duurzaam en beheersbaar te maken. Ik denk dat we elkaar daar ook in vinden, want ik heb eigenlijk alle fracties, van links tot rechts, dat belang horen onderstrepen. Dat doen overigens ook de bonden en de werkgevers. Ik hoop eerlijk gezegd dat daarin een basis gevonden wordt om dit gesprek alsnog op korte termijn te hervatten.
De heer Aartsen (VVD):
Dat deel ik met de minister, maar ik denk dat we hier dan toch echt die oproep met elkaar moeten doen: kom aan tafel. Ik denk dat dat echt het belangrijkste is. Ik hoor de minister namelijk zeggen: ik ga mijn uiterste best om mensen aan tafel te krijgen. Maar volgens mij moet je überhaupt aan tafel zitten om tot een oplossing te kunnen komen.
Minister Van Hijum:
Zeker.
De heer Aartsen (VVD):
Dat is iets wat mij ook wel stoort. We spreken er hier met elkaar over, maar er moet toch een gesprek plaatsvinden tussen de sociale partners en de minister, voordat we überhaupt tot een inhoudelijk compromis kunnen komen? Deelt de minister die analyse en die oproep, zou mijn vraag zijn.
Minister Van Hijum:
Ja, in zekere zin absoluut. Dat is ook precies de reden waarom ik al twee keer een uitnodiging heb gedaan. Dat is ook echt een open uitnodiging, zeg ik er nogmaals bij, om echt in gesprek te raken over de relevante onderwerpen. Maar ik kan niemand dwingen om aan tafel te komen; zo simpel is het. Uiteindelijk beoordelen werkgevers en bonden het ook zelf. Dat hebben we natuurlijk ook te respecteren.
De heer Flach (SGP):
De brief van de minister was informatief voor wat betreft de doelen van het kabinet en het proces. Het was wat minder informatief voor wat betreft de getallen. Ik heb concreet om een aantal getallen gevraagd: welke bedragen zijn beschikbaar voor de subsidieregeling voor de RVU en wat zijn de financiële gevolgen van de voorstellen? Ik kan me voorstellen dat de minister terughoudend is in het noemen van getallen, maar ik wil hem toch vragen of hij daar iets meer over kan zeggen. En als dat niet kan, kan hij dan aangeven wanneer we daar wel iets meer over kunnen horen?
Minister Van Hijum:
Ik begrijp die vraag, maar die vind ik op dit moment erg lastig, zeg ik maar even. Tegelijkertijd hoop ik dat de heer Flach en de collega's mij goed hebben gehoord: er liggen echt nog openingen om het gesprek met elkaar te voeren, op tal van terreinen. Het gesprek is nog niet eens begonnen, dus het is ook nog niet af. Het moet nog beginnen. Ik hoop dat we dat snel kunnen oppakken.
De heer Van Kent (SP):
Begrijpt de minister dat als er allerlei voorwaarden worden gesteld en als er een bod wordt gedaan dat niet in de buurt komt van een grens die bruikbaar en passend is voor heel veel mensen in verschillende sectoren waarin er zwaar werk is, de minister dan in feite met lege handen staat richting heel veel mensen met zwaar werk die echt een vroegpensioenregeling nodig hebben en dat dat natuurlijk de reden is waarom de vakbond niet aan tafel komt?
Minister Van Hijum:
Ja, maar dat is ook een beetje een taxatie. Ik hoor ook van mensen, ook van mensen uit bonden, dat men dolgraag door wil met de regeling die op dit moment al grosso modo op tafel ligt, de huidige regeling die in een aantal opzichten voor sommigen voldoet, zeg ik maar even, en ook in sommige sectoren actief wordt gebruikt en ook naar tevredenheid wordt gebruikt. Ik zeg daar ook bij dat ik het ook jammer vind dat er bepaalde beelden worden gecreëerd. Ik noem dan maar even de discussie waarnaar u heeft gevraagd: wordt er nou een quotum opgelegd of niet? Dat heeft in geen enkel voorstel gestaan. Dat heb ik in mijn brief ook nog een keer toegelicht. Stel, je spreekt een signaalwaarde van 15.000 af. Daar moeten we nog over spreken, maar dan kan er geen sprake van zijn dat je dan bij 15.001 zegt: u mag geen aanspraak op de regeling maken. Dat kan natuurlijk niet. Deze regeling wordt decentraal opgebouwd. Daar worden de maatwerkafspraken gemaakt. Uiteindelijk is het resultaat de optelsom van al die afspraken. Maar om het beheersbaar te houden en om te voorkomen dat het toch alleen maar een VUT-regeling, een vervroegde-uittreedregeling, wordt, moet je met elkaar ook naar de kwantitatieve aspecten kijken.
De heer Van Kent (SP):
Daar zit toch weer een waarschuwing in voor een beperking in aantallen. Volgens mij zit daarin een groot probleem. Maar het grootste probleem zit 'm natuurlijk in het bedrag dat de minister beschikbaar wil stellen zodat ... Ik noemde net een aantal beroepen. De minister zei toen dat de regeling daarvoor passend en bruikbaar moet zijn. Maar dat betekent dat die grens behoorlijk opgeschoven moet worden en dat 10% erbovenop totaal niet passend en totaal niet bruikbaar is. Begrijpt de minister dus het volgende? Zolang hij dit soort signalen blijft afgeven dat het in aantallen beperkt moet blijven, in combinatie met een bod en met het niet noemen van een cijfer, bestaat het idee dat er straks een regeling komt die inderdaad bruikbaar is voor deze groepen. Zowel voor lage inkomens als voor de wat hogere inkomens met zware beroepen is een verruiming noodzakelijk. Tot slot roep ik de minister op om hier nu een cijfer te noemen. Wij hebben anderhalf keer modaal in ons voorstel. Geef aan al die mensen met zware beroepen aan dat je er in ieder geval voor gaat zorgen dat een RVU tot een bepaald brutobedrag per maand mogelijk kan zijn. Dat is een signaal waarmee de minister laat zien dat hij eruit wil komen. Al dit soort voorbehouden en het niet willen noemen van cijfers zorgen er alleen maar voor dat een uitkomst en een resultaat steeds verder weg zijn.
Minister Van Hijum:
Nou, dat hoop ik niet en daar reken ik eerlijk gezegd ook niet op. In de richting van de heer Stultiens heb ik aangegeven waar onze redenering over het bedrag op is gebaseerd en dat men daar in een aantal sectoren ook mee uit de voeten kan, maar dat wij oog hebben voor de problematiek van de aanvullende pensioenen, dus het naar voren trekken daarvan en de effecten die dat heeft op de bereikbaarheid voor met name lage inkomens. Daar gaan wij dus serieus naar kijken. Daar is onderhandelings- en overlegruimte, geef ik aan. Ik heb bovendien de inkomensgrens als extra waarborg daarbovenop een beetje gerelativeerd. Ik hoop dus dat de heer Van Kent ook ziet waar er op dat punt beweging ontstaat. Maar als het gaat over de beheersbaarheid herhaal ik toch dat het niet een doelstelling op zich is om een aantal af te spreken. Als je echt wilt dat het een gerichte regeling wordt, zoals ik ook de heer Van Kent heb horen zeggen, zul je die regeling ook selectief van toepassing moeten verklaren op de functies en werkzaamheden waarvoor zij bedoeld is en er niet een generieke uittreedregeling van maken. Dat moeten we met elkaar bewaken en we moeten daar ook waarborgen voor afspreken. Dat hebben wij voorgesteld. Nogmaals, ik hoor ook graag de voorstellen van de vakbonden en de werkgevers op dat punt. Zij zullen daar misschien ook ideeën over hebben.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Het is heel verleidelijk om mee te gaan doen met zeggen wat we wel of niet willen, maar we hebben als PVV heel bewust gezegd dat we de minister niet voor de voeten willen lopen. Hij moet de ruimte krijgen om dit te regelen, maar we verwachten daar dan wel iets voor terug. Eerder in het debat werd er gesproken over "te zijner tijd" en "op een gepast moment". Nee, als PVV zouden we toch iets meer inspanning willen. Nogmaals, we gaan niet meeregeren. We gaan het de minister niet lastig maken. We gaan niet zeggen wat wel en niet minimaal of maximaal moet. Maar alleen maar lijdzaam afwachten, dat kan niet. Of er nou wel of niet verkiezingen bij de FNV zijn, u vindt maar een oplossing om daar doorheen te kruisen. Er moet overlegd worden en er moet een oplossing komen. Ja, die moet gericht zijn — dat is allemaal waar — maar zorg ervoor dat de partners weer aan tafel komen. Faciliteer het en maak er een goed voorstel van, zou ik de minister willen vragen. Iets meer inspanning.
Minister Van Hijum:
Dank voor deze vraag. Ik hoop niet dat ik de indruk heb gewekt dat ik vanaf dag één lijdzaam op dit dossier heb gezeten. Ik denk dat het tegendeel het geval is. Dit heeft onze hoogste aandacht en prioriteit, ook omdat ik zie welke mogelijke uitstralingseffecten het heeft op bredere afspraken die we met sociale partners willen maken. Wij hechten daar zeer aan als kabinet en ik hecht daar persoonlijk ook zeer aan als minister. De heer Mulder kan er dus verzekerd van zijn dat die inspanning er komt, maar we zullen de dingen op het goede moment moeten doen. Het is even aan ons om dat te beoordelen.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Misschien ligt het er dan meer aan dat de minister wat minder formeel moet zijn. Het is allemaal mooi, hoor, signaalwaardes en afbakening en noem het allemaal maar op, maar straal het ook uit. Als we dan via dit debat iets aan de sociale partners willen doorgeven, laten we dan ook uitstralen dat er een oplossing moet komen. Aan het begin van het debat stelden we al vast dat eigenlijk iedereen dat wil. Als we dat nou uitstralen en u nog betere koffie aanbiedt aan die mensen als ze komen … Zorg dat er wat gebeurt. Laten we niet afwachten. Het kan echt wat enthousiaster, serieus. Voor de mensen daar!
Minister Van Hijum:
Het enthousiasme hoop ik over te brengen, maar nog belangrijker is het gevoel van urgentie. Er moet hier gewoon duidelijkheid komen voor deze groep mensen. Dat voel ik volledig. Die verantwoordelijkheid voel ik volledig. Nogmaals, ik zal alles doen wat in mijn vermogen ligt om de mensen en de partijen aan tafel te krijgen en tot een regeling te komen.
De voorzitter:
En ik denk dat de heer Mulder nog wel een paar koffiezetapparaten in de verkoop heeft, vanuit zijn oude vak.
De heer Vermeer (BBB):
Ik zou de minister toch graag vragen om ook voor de mensen thuis duidelijkheid te geven. Er wordt hier namelijk wel wat omheen gepraat. Wanneer wil de minister om tafel gaan zitten en welke partijen zijn er op dit moment niet bereid om aan tafel te zitten? Kunt u die gewoon met naam en toenaam noemen? Ik vind dit een beetje om alles heen praten wat betreft wie er nou wel of niet wil. Ik denk dat wij als Kamer, maar ook de burgers thuis, er recht op hebben om dat te weten. Kan de minister dat aangeven?
Minister Van Hijum:
Ja, volgens mij heb ik dat aangegeven. Er is twee keer een uitnodiging geweest. Twee keer hebben de vakbonden gezamenlijk aangegeven dat ze onvoldoende aanknopingspunten zagen om aan tafel te komen. Maar nogmaals, dat was met argumenten waarvan het onze overtuiging is dat die voor een deel niet kloppen. Die doen ook de intentie achter de afspraken onvoldoende recht. Daarom was ik eigenlijk ook wel blij met dit debat. Ik hoop dat ik iets meer heb kunnen verduidelijken wat die intentie is en waar de ruimte zit. We zullen op een gepast moment, en neemt u mij niet kwalijk dat ik u nu de datum niet geef, echt een poging doen — we zullen niet alleen een poging doen, we zullen ons uiterste best doen — om met de partijen in gesprek te komen en een regeling af te spreken. Die verantwoordelijkheid voel ik zeer zwaar. Ik zal dat nogmaals benadrukken.
De voorzitter:
Prima. Hartelijk dank aan de minister. Tot zover de eerste termijn. Bestaat er behoefte aan een tweede termijn? Dat is niet verplicht. Ja? Dan geef ik het woord aan de heer Van Kent van de fractie van de SP.
Termijn inbreng
De heer Van Kent (SP):
Dank, voorzitter. Ik stel vast dat de minister de ruimte voor een ruimere regeling in de zin van een ruimer vrijgesteld bedrag hier niet wil aanbieden aan de sociale partners om die zo aan tafel uit te nodigen. Ik wil hem toch nogmaals oproepen om dat wel te doen, ook omdat de minister net in antwoord op mijn vraag heeft gezegd: ja, die regeling moet toegankelijk en bruikbaar zijn voor mensen in de zorg, bij de politie, in de haven en in de schoonmaak. Dat betekent dat die regeling dus voor verschillende inkomensgroepen toegankelijk moet zijn. Daarom de volgende motie, om dat nog even vast te leggen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat tot op heden het aanbod van de minister om te komen tot een vroegpensioenregeling volstrekt onvoldoende was;
verzoekt de regering een vroegpensioenregeling mogelijk te maken die voor werknemers werkzaam in zware beroepen zoals bij de politie, de bouw, de schoonmaak en in de haven bruikbaar en passend is,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Kent en Stultiens.
Zij krijgt nr. 659 (32043).
De heer Van Kent (SP):
Voorzitter. Die toezegging van de minister betekent namelijk wat. Ik ben ook heel erg benieuwd welke inkomensgroepen de minister straks, als er weer onderhandeld gaat worden, wil bedienen met de regeling die vormgegeven wordt. Ik wil hem toch verleiden om hier vandaag duidelijkheid daarover te geven, zodat er inderdaad voor die lagere inkomens en die wat hogere inkomens in de haven en bijvoorbeeld bij de politie fiscale ruimte komt om, nogmaals, alleen die boete niet te hoeven betalen. Het is niet, zoals gesuggereerd werd, overheidsgeld dat naar mensen met zware beroepen gaat. Nee, het is de boete die niet geheven wordt. De werkgever geeft geld mee waar gewoon belasting over wordt betaald. Er is dus eigenlijk geen enkele reden om die verruiming niet mogelijk te maken zodat er voor iedereen die het nodig heeft een regeling kan komen voor vervroegd uittreden, een vroegpensioenregeling.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Stultiens van GroenLinks-PvdA.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Er zijn vandaag een aantal dingen genoemd waar we het eigenlijk allemaal over eens zijn. Duurzame inzetbaarheid is heel belangrijk en het moet gericht zijn op mensen die echt zwaar werk hebben. Dat vindt iedereen. Ik kan na vandaag ook concluderen dat er geen quotum moet komen. Dat is ook belangrijk. En er moet structureel geld komen. Er werd zelfs gezegd dat er valt te spreken over geen inkomensgrens. Dat waren dus best mooie punten.
Het grootste politieke verschil van mening betreft nog steeds het drempelbedrag. Ik heb daar een paar partijen over gehoord. Wij hebben zelf een voorstel gedaan met de SP. Ook de SGP noemt het te mager. De PVV zegt dat het veel beter moet kunnen. Ik hoop dat we als Kamer daarom ook de motie van de SP steunen. Wij gaan 'm ook steunen. En ik hoop dat we de minister op pad kunnen sturen met een opdracht, zodat er een beter bod komt en we hopelijk heel snel kunnen zorgen voor een goede vroegpensioenregeling.
Dank u wel.
De voorzitter:
De heer Vermeer, BBB.
De heer Vermeer (BBB):
Voorzitter, ik hoor hier een Kamer en een minister die er echt op gericht zijn om een goede regeling voor zware beroepen te krijgen. Ik ben het volledig met de minister eens dat hij niet onderhandelt hier via de microfoon in de plenaire zaal. Ik wil dan ook aan de vakbonden echt een dringende oproep doen om gewoon aan tafel te komen, want daar horen onderhandelingen plaats te vinden. Volgens mij heeft de minister hier vandaag vanuit de Kamer behoorlijk veel steun gekregen voor hetgeen hij van plan is.
Dank u.
De voorzitter:
De heer Aartsen, VVD.
De heer Aartsen (VVD):
Voorzitter, dank. Dank aan de minister voor zijn beantwoording. Volgens mij is het goed om de genuanceerdheid te horen en de ruimte die hij biedt om het gesprek aan te gaan. Dat is belangrijk. Mijn enige punt is het volgende. Ik sluit me aan bij de heer Vermeer. Ik verbaas me over het proces. Er wordt twee keer een uitnodiging gestuurd. Je kan weglopen als je het er niet mee eens bent. Je kunt in een ruimte het er niet mee eens zijn. Maak daar iets meer geluid bij. Het maakt me allemaal niet zo heel veel uit. Maar het minimale basisniveau van beschaving bereiken door met elkaar aan tafel te gaan zitten lijkt me toch wel verstandig. Ik lees allerlei advertenties. Het kost hartstikke veel geld om dat paginagroot in De Telegraaf te laten zetten. Er zijn stakingen. De basis lijkt me toch gewoon: aan tafel gaan zitten en het gesprek voeren. Ik roep de minister en ook de vakbonden op om dat echt te gaan doen, en dan misschien met de goede koffie van de heer Mulder of met een bosje bloemen. Ik weet niet of de PvdA nog rozen heeft liggen. Doe er een gekleurd papiertje bij. Maar kom aan tafel! Dat lijkt me toch het minste wat je kunt doen, zodat we hier uit kunnen komen. Dat is juist in het belang van de mensen met een zwaar beroep. Laat die polder samen met de minister functioneren.
De voorzitter:
De heer Flach, SGP.
De heer Flach (SGP):
Voorzitter. Ik zie een minister die echt graag tot een oplossing wil komen. Dat had ik ook in de brief al gezien. Het is vandaag nog een keer duidelijk geworden dat dat niet alleen van het Rijk en van de minister afhangt, maar ook van sociale partners. Het is hard nodig. Daarom roep ik ook de sociale partners nogmaals op om snel tot een goede regeling te komen, waarbij de juiste mensen ervan gaan profiteren. Dus blijf niet vasthouden aan het onbereikbare, maar kom tot iets haalbaars.
Hoewel de minister geen getallen noemt, is de richting die ik uit de brief opmaak voor de SGP toch wel wat mager. Maar ik snap ook dat financiën daar een rol spelen en dat het voor het kabinet ook kiezen in schaarste is. Ik proef ook wel ruimte om te kijken of we, alle mogelijkheden overziend, kunnen variëren in de looptijd en daardoor bijvoorbeeld het drempelbedrag wat verhogen. Daarom dien ik zoals beloofd bijgaande motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het drempelbedrag in de Regeling Vervroegd Uittreden op dit moment op €2.182 bruto per maand ligt;
constaterende dat het gemiddelde inkomen van werknemers die gebruikmaken van de RVU ongeveer €50.000 per jaar is;
overwegende dat het wenselijk is dat het drempelbedrag stijgt en dat deze verhoging neutraal kan uitpakken voor het Rijk en voor werkgevers, als gelijktijdig de termijn waarin gebruikgemaakt kan worden van de RVU wordt verkort;
verzoekt de regering, in overleg met sociale partners, te bezien of en hoe de RVU gerichter vormgegeven kan worden, middels een stijging van het drempelbedrag in combinatie met een verkorting van de termijn, en de Kamer hierover op korte termijn te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Flach.
Zij krijgt nr. 660 (32043).
De heer Van Kent (SP):
Even voor mijn begrip: begrijp ik nou goed dat de SGP hier voorstelt om de periode waarin de RVU geldt, die drie jaar, in te gaan korten? De leeftijd blijft nu stijgen. Wat betekent dat voor bijvoorbeeld die stratenmaker die nu 50 is en straks moet doorwerken tot 70? Moet die dan door tot 68?
De heer Flach (SGP):
Dat heb ik inderdaad op een interruptie van collega Stultiens ook al aangegeven. Wij zien wat er op dit moment gebeurt. De polder zit muurvast. Dan kunnen we heel hard gas blijven geven, zoals de heer Van Kent in zijn bijdrage doet, maar dan kom je dieper vast te zitten. Wij proberen mee te denken in een oplossing, waarbij je gericht en voor een wat grotere groep mensen die regeling bereikbaar maakt.
De heer Van Kent (SP):
Volgens mij is dit niet meedenken, maar met een voorstel komen dat ongelofelijk nadelig is voor mensen die de vroegpensioenregeling keihard nodig hebben. Ik had toch echt gehoopt dat de SGP, ook in het belang van een goede vroegpensioenregeling, hier zou pleiten voor een verhoging van het drempelbedrag, maar niet voor het inkorten van die periode. Want nogmaals, als dit werkelijkheid zou worden, dan zou dat verstrekkende gevolgen hebben tot ver in de toekomst, voor al die mensen die dit debat nu volgen en zwaar werk hebben. Of ze nu bij de politie werken, in de haven of in de schoonmaak: als dit werkelijkheid zou worden, zullen ze hier erg veel last van krijgen. Daarmee verslechtert de regeling. Ik roep de SGP toch echt op om dat niet te doen.
De heer Flach (SGP):
Als we niet uitkijken, gaat dit debat vooral over situaties die echt heel schrijnend zijn en waarbij inderdaad elke dag er een te veel is. Daarbij is zelfs voor velen drie jaar nog veel te kort. Dat is een periode die ooit is gekozen rondom het pensioenakkoord, neem ik aan. Wij zien een steeds groter gat tussen wat mensen gemiddeld verdienen en datgene waar dus die eindheffing niet overheen gaat. Dat gat proberen we wat te dichten, binnen het gegeven dat het kabinet een begroting heeft neergelegd. Dus we zoeken eigenlijk naar een oplossing die snel tot resultaat kan leiden. Ik zit hier nog geen jaar, maar ik kan me wel ongeveer voorstellen wat er gebeurt met alle oplossingen die op dit moment tot meer budget leiden. Dan gebeurt er namelijk gewoon niks. Dat kan. Dan gaan we heel hard gas geven en komen we dieper vast te zitten. Ik wil uit de modder komen. Ik heb liever dat de sociale partners samen met de minister komen tot een iets kortere termijn met een hoger bedrag, zodat meer mensen ervan kunnen profiteren en we een oplossing hebben.
De heer Van Kent (SP):
Dit is de regeling verslechteren. Die periode is namelijk juist cruciaal voor de mensen die echt ongelofelijk zwaar werk hebben en van wie het lichaam al eerder dan drie jaar voor de AOW-leeftijd versleten is. U heeft in de inbreng van de SP ook gehoord dat wij vinden dat omdat de AOW-leeftijd maar blijft stijgen — daar zijn we sowieso op tegen — ook de RVU-periode eerder verlengd zou moeten worden. Maar nu hoor ik de SGP pleiten voor een inkorting van de periode die mensen bij de politie en in de haven, met die zware beroepen, kei- en keihard nodig hebben. Dus nogmaals de oproep: trek dit voorstel in; het is een slecht voorstel dat slecht uitpakt voor juist de mensen met de allerzwaarste beroepen.
De heer Flach (SGP):
Ik zie dat collega Van Kent van woede zijn methode maakt in dit debat, maar daar lossen we niks mee op. De collega zegt dat de regeling slechter wordt, maar de regeling stopt eind volgend jaar. Dus we zijn bezig om te kijken of er een structurele, langere regeling kan komen. De SGP kiest ervoor om daartoe een mix voor te stellen. We doen een suggestie aan de minister om die te bespreken met de sociale partners, om een balans te vinden tussen zo veel mogelijk mensen laten meedoen en een mogelijke verkorting van de termijn. Die termijn is ook ooit arbitrair gekozen, hè. Dat is de route die we voorstellen als extra idee aan die onderhandelingstafel, want ik constateer dat alle ideeën die er al waren in ieder geval niet geleid hebben tot een oplossing en we dus helemaal geen regeling hebben.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Ik ben benieuwd om van de SGP te horen of het ook voor de SGP een optie is dat het bedrag dat de minister heeft om uit te trekken wordt verruimd. U denkt binnen het kader van een geheim bedrag dat wij niet mogen weten. Dan is het dus moeilijk te beoordelen of het bedrag hoog genoeg is. Ik ben het ermee eens dat het drempelbedrag omhoog moet. Maar de SP zegt terecht dat als we de termijn gaan inkorten met drie jaar, we nog verder van huis zijn. Is het voor de SGP ook bespreekbaar dat we het hele bedrag, dat geheime bedrag, ophogen, zodat we dus de drempel kunnen verhogen en niet de drie jaar inkorten?
De heer Flach (SGP):
Dan vraagt u mij om te treden in iets wat deze coalitie, dit kabinet, met elkaar besproken heeft. Ik ken het bedrag ook niet; ik weet niet hoe hoog dat bedrag is. Ik zou er op zich geen moeite mee hebben als dat bedrag iets ruimer werd, als daar een goede dekking bij zat. Ik ben ook voor een goede regeling, maar ik heb er wel bij gezegd dat dat voor de SGP is gekoppeld aan een hele goede inspanning op duurzame inzetbaarheid en op een heel gerichte inzet. In de bijlage bij de brief die de minister heeft gestuurd, zitten voor mij veel te veel cao's waarin dat erg ongericht en ondoelmatig is.
De voorzitter:
Prima, dank u wel. De laatste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Ceder van de fractie van de ChristenUnie.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Het is fijn dat we breed als Kamer hebben uitgesproken dat het belangrijk is dat er een regeling blijft en verlengd wordt. In dat kader hebben wij als ChristenUnie aangegeven dat wij het belangrijk vinden dat we ook naar de kant van de werkgevers kijken. Het is belangrijk om de komende jaren, ook bij veranderende ontwikkelingen in onze samenleving, druk te blijven houden op werkgevers om de werkomstandigheden te verbeteren. Het is wat ons betreft en-en, waardoor we ervoor kunnen zorgen dat we een regeling hebben die doelmatig is en de mensen helpt die het echt nodig hebben en dat de kosten niet worden afgewenteld op de rest van de samenleving, die steeds meer druk zal ervaren als we dat niet doen. Daarom heb ik de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat werkgevers een grote verantwoordelijkheid dragen om de arbeidsomstandigheden voor hun werknemers te verbeteren om hen duurzaam inzetbaar te houden;
overwegende dat de subsidieregeling duurzame inzetbaarheid en vervroegd uittreden werkgevers ertoe aanzet gerichte verbeteringen in de arbeidsomstandigheden door te voeren maar hier geen afdwingbaarheid aan zit;
verzoekt de regering doelstellingen uit te werken om werkgevers in sectoren met zware beroepen aantoonbaar verantwoordelijk te houden voor hun inspanningen om hun werknemers duurzamer inzetbaar te maken, en de Kamer hierover medio 2025 te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ceder en Joseph.
Zij krijgt nr. 661 (32043).
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Tot zover de tweede termijn van de Kamer. Ik schors twee minuutjes en dan gaan we luisteren naar wat de minister vindt van de drie moties.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Het woord is aan de minister. Over vijf minuten staan we buiten.
Termijn antwoord
Minister Van Hijum:
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de leden voor hun inbreng in de tweede termijn en ook voor de steun die ik in grote lijnen toch wel proef voor de inzet van het kabinet. Met alle nuances en kanttekeningen die we daarbij hebben gehoord, concludeer ik wel dat we op basis daarvan vooruit kunnen en zullen gaan. Er zijn drie moties ingediend, waar ik kort op zal reageren.
Ik begin met de motie op stuk nr. 659 van de heer Van Kent en de heer Stultiens over een vroegpensioenregeling die voor werknemers werkzaam in zware beroepen bruikbaar en passend is. Hoewel ik heb gezegd dat dat inderdaad de insteek van het kabinet is, zou ik deze motie willen ontraden. Dat doe ik niet alleen vanwege de constatering dat het huidige voorstel volstrekt onvoldoende is, maar ook omdat die regeling nadrukkelijk is ingebed in een aantal andere afspraken, ook over duurzame inzetbaarheid, vroegpensioen en alle dingen die we in dit debat gewisseld hebben. Met het oog daarop zou ik deze motie willen ontraden.
De heer Van Kent (SP):
En als we de constatering eruit halen? De minister heeft gezegd dat de regeling voor die groepen passend zou moeten zijn. Dan lijkt me dat toch een Kameruitspraak die voor de minister bruikbaar is als ruggensteun bij de onderhandelingen.
Minister Van Hijum:
Ja, maar de heer Van Kent noemt wel een aantal specifieke ... Natuurlijk moet die regeling voor zware beroepen bruikbaar en passend zijn. Daarom zijn we in overleg over die regeling. Dan is de vraag wat de heer Van Kent precies vraagt. Ik geef er dan de voorkeur aan om de formulering in mijn eigen brief te hanteren, waarmee ik duidelijk heb aangegeven wat onze inzet gaat worden.
De voorzitter:
Afrondend.
De heer Van Kent (SP):
Ik hoor achter mij commentaar daarop, maar besef wel dat de minister al heeft gezegd dat de regeling bruikbaar en passend moet zijn voor mensen die bijvoorbeeld in de schoonmaak, in de haven of bij de politie werken. Dat betekent iets voor het drempelbedrag. Daarom zou ik toch ook een uitspraak van de Kamer willen. Ik neem aan dat de minister niet anders kan dan deze motie oordeel Kamer geven, want het is al zo besproken in het debat en er is een brede wens vanuit de Kamer, ook van de PVV, om met een bruikbare en passende regeling te komen voor zware beroepen zoals — ik lees de motie voor — bij de politie, in de bouw, in de schoonmaak en in de haven.
Minister Van Hijum:
De heer Van Kent verbindt er nu een conclusie aan die ik in het debat volgens mij niet heb getrokken. Hij relateert het namelijk heel erg direct aan het drempelbedrag. Wat betreft het drempelbedrag heb ik aangeven — dat brengt mij ook bij de motie op stuk nr. 660, van de heer Flach — dat de redenering daarbij is gericht op het faciliteren van een vervroegde uittreding op de AOW en dat wij oog hebben voor de specifieke problemen die dat oplevert met betrekking tot het aanvullend pensioen en het feit dat je nog pensioenpremie moet blijven betalen en dat je ook aan die opbouw kunt blijven bijdragen. Daar gaan we nadrukkelijk naar kijken, maar hij verbindt daar nu eigenlijk meer de discussie over de inkomenseis aan dan de discussie over het drempelbedrag. Ik zou 'm zeker ook om die reden willen ontraden.
De voorzitter:
Dan is de motie dus ontraden.
De heer Van Kent (SP):
Ik zou de motie graag willen aanpassen. Ik haal de constatering eruit. Nogmaals, in het debat is al nadrukkelijk gewisseld dat de regeling passend en bruikbaar zou moeten zijn voor de beroepsgroepen die ik noemde. Natuurlijk heeft dat gevolgen voor het drempelbedrag.
Minister Van Hijum:
Die groepen maken nu ook gebruik van de RVU-regeling met het huidige bedrag.
De voorzitter:
Dus dan blijft die …
Minister Van Hijum:
De motie blijft ontraden als de intentie is om daar wezenlijke aanpassingen aan te doen. Ik heb aangegeven welke ruimte we daarvoor willen geven en zoeken. Die is naar onze opvatting betekenisvol.
De voorzitter:
Prima. Het staat u vrij om met een aangepaste motie te komen, meneer Van Kent. Die zien we dan van u tegemoet. Maar ik begrijp van de minister dat de motie ontraden blijft.
De heer Vermeer (BBB):
De heer Van Kent wees even naar ons en zei dat we iets in de coulissen riepen. Ik zeg dat dan liever even in de interruptiemicrofoon. Ik zei dat dit overbodig is omdat we hier juist een heel debat over aan het voeren zijn en de minister hier al een brief over heeft geschreven. Dat is hetzelfde als het indienen van een motie bij de begroting waarin wordt opgeroepen om de begroting sluitend te maken. Het is toch logisch dat dat moet?
De voorzitter:
Dan een korte reactie van de heer Van Kent.
De heer Van Kent (SP):
Geen onzin verkopen, alstublieft. De minister heeft net heel duidelijk gezegd: ja, ik heb in het debat gezegd dat het bruikbaar en passend moet zijn. Ik dien dan een voorstel in om die Kameruitspraak te vragen, waarna de minister zegt: ho, ho, als dat gevolgen heeft voor het drempelbedrag, ontraad ik 'm. Terwijl "bruikbaar en passend" betekent dat de regeling ook financieel bruikbaar en passend moet zijn voor de groepen die ik in de motie noem. Dus geen praatjes verkopen, alstublieft.
De voorzitter:
Oké. De motie op stuk nr. 660.
Minister Van Hijum:
Ik trek aan de rem omdat de heer Van Kent er nu extra voorwaarden aan verbindt, terwijl ik al heb aangegeven dat het drempelbedrag voor ons bespreekbaar is. We gaan daar dus over spreken. Maar u koppelt dat aan het amendement zoals dat nu voorligt. Daarover heb ik nadrukkelijk aangegeven — dat zal ik morgen ook doen — dat dat ons te ver gaat. Ik heb mijn eigen uitleg daarbij gegeven.
De voorzitter:
Dat lijkt me eigenlijk duidelijk. Meneer Van Kent nog.
De heer Van Kent (SP):
Het gaat om de woorden "bruikbaar en passend". Die heb ik in het debat gebruikt en gebruik ik in de motie ook. Als de regeling bruikbaar en passend moet zijn, dan betekent dat dat die voor lage inkomens, middeninkomens en de wat hogere inkomens met zware beroepen bruikbaar en passend moet zijn en dat dus het drempelbedrag daaraan moet voldoen. Dat is volgens mij een brede wens in de Kamer.
Minister Van Hijum:
Ik ben ook Kamerlid geweest. Ik weet dat de intentie en de bedoeling van de indiener van de motie ook bepalend is voor hoe je die uitlegt. Daarom ben ik hier toch even scherp op de uitleg.
De voorzitter:
Helder. Dan de motie op stuk nr. 660, van meneer Flach.
Minister Van Hijum:
Dan kom ik op de motie van de heer Flach. Ik begrijp wat de heer Flach bedoelt. Ik zou hem willen aanraden om de motie aan te houden. Ik ben bereid om de suggestie te delen met de sociale partners. Ik zeg erbij dat we een heel duidelijke redenering hebben voor waarom het drempelbedrag op de AOW-leeftijd wordt nagebootst, waarom we daar ruimte voor willen creëren; ik heb dat net ook opnieuw toegelicht. Van de heer Flach begrijp ik dat hij eigenlijk nog verder wil gaan, in combinatie met een verkorting van de duur. Dat is op voorhand niet de voorkeur van het kabinet. Suggesties die vanuit de Kamer worden gedaan om mee te nemen in het overleg kan ik best vertalen naar de overlegtafel. Ik ben dus bereid om dat te doen, maar ik vind het lastig om oordeel Kamer te geven, omdat daar het oordeel in zou kunnen klinken dat we dit ook zelf een goed voorstel zouden vinden.
De voorzitter:
Dus?
Minister Van Hijum:
Ik zou willen aanraden om de motie aan te houden.
De heer Flach (SGP):
Voordat ik die beslissing kan nemen, heb ik een vraag. Beluister ik de minister goed dat hij zegt: we willen die AOW nabootsen, dus een verhoging die dat in disbalans brengt is voor ons sowieso niet bespreekbaar? Beluister ik dat zo goed?
Minister Van Hijum:
Ja, waarbij de grote vraag natuurlijk is wat de disbalans is. Maar daar zit inderdaad een grens aan. We willen daarover heel graag het gesprek met de vakbonden voeren. Daar hebben we ook ruimte voor.
De heer Flach (SGP):
Tot slot. In het dictum vraag ik de regering om in overleg met de sociale partners te bezien of en hoe. Alle ruimte dus voor de minister. Eigenlijk hoor ik de minister zeggen: dat ga ik doen; suggesties vanuit de Kamer neem ik mee. Ik zie dus nog niet waarom de motie niet overgenomen kan worden.
Minister Van Hijum:
Omdat u mij vraagt om dit als een soort voorkeursoptie neer te leggen. U vraagt of en hoe het gerichter vormgegeven kan worden. Ons voorstel is om het gericht vorm te geven, met de toelichting zoals ik net heb gegeven, juist in relatie tot het drempelbedrag en de verhogingen die we daarbij bespreekbaar vinden. Dat is onze invulling van de manier waarop we het gerichter vorm zouden willen geven.
De heer Flach (SGP):
Als ik goed beluister dat de minister het omzet in de toezegging dat hij de suggestie meeneemt naar de onderhandelingstafel, hou ik de motie aan.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Flach stel ik voor zijn motie (32043, nr. 660) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
De heer Ceder nog even over de motie.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Toch nog even procedureel. Als die aangehouden wordt, is het geen toezegging. Als het een toezegging is, impliceert het dat de Kamer zou vinden dat dit een suggestie is die op tafel zou moeten liggen. Dat kan, maar als dat het geval is, zou ik daar wel gewoon over willen stemmen.
De voorzitter:
De motie is echter aangehouden, dus kunnen we daar niet meer over stemmen.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dat klopt, maar de heer Flach benoemde dat als een toezegging. Volgens mij zijn dat wel twee verschillende zaken.
De voorzitter:
Dat zijn twee verschillende zaken, hè? Ik denk dat de minister het dan even expliciet moet maken.
Minister Van Hijum:
Ik heb toegezegd om de sociale partners erop te attenderen dat vanuit de Kamer dit voorstel wordt gedaan. Men kan dat vervolgens wegen. Ik heb ook aangegeven dat het niet primair de voorkeur van de regering heeft.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dit is de suggestie van de heer Flach; de Kamer heeft hier nog niet over gestemd en dus is het geen voorstel van de Kamer. Dat is even de precisering die ik aanbreng.
Minister Van Hijum:
Dan zal ik erbij zeggen dat het een suggestie van de heer Flach is.
De voorzitter:
Jaja, we doen dit even precies voor de eeuwigheid. Je moet wel tot het eind scherp blijven. De motie op stuk nr. 661.
Minister Van Hijum:
Die kan ik oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
Tot zover dit debat.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Volgende week dinsdag stemmen wij over de moties. Hartelijk dank aan de minister voor zijn aanwezigheid. Ik sluit de vergadering van 24 september.
Sluiting
Sluiting 18.52 uur.